De Hoge Raad haalt een beroep op deskundigheid van de opdrachtgever onderuit. De gedachte elkaars broeders hoeder te zijn kan gemakzucht in de hand werken.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Aannemers moeten uiterst alert zijn en eventuele gebreken die zij kennen, maar ook behoren te kennen, tijdig aan de opdrachtgever melden. Zij kunnen zich niet op de eigen deskundigheid van de opdrachtgever beroepen. Dit heeft de Hoge Raad in zijn uitspraak van 8 september 2006 duidelijk gesteld. De Hoge Raad gaat daarbij ver in de gedachte dat men elkaars broeders hoeder is bij commerciële transacties.
In het arrest oordeelt de Hoge Raad dat de waarschuwingsplicht van de onderaannemer ver reikt.
Enkel de omstandigheid dat een hoofdaannemer voldoende deskundig is, ontslaat de onderaannemer niet van zijn verplichting om de hoofdaannemer te waarschuwen voor ontwerpfouten die hij kent of behoort te kennen.
Ik kan me vinden in het standpunt van de Hoge Raad waar hij hoge eisen stelt aan de verplichtingen die op een goed vakman rusten. Tegelijkertijd betekent dit wel een ondergraving van het adagium ‘compétence oblige’, dat op andere fronten van het recht speelt. Het gaat daarbij om de eis dat de lat voor een deskundige partij terecht hoog wordt gelegd, waardoor de nadruk ligt op de eigen verantwoordelijkheid. Men hoedt zich voor gemakzucht.
De feiten in het recente arrest waren als volgt. Partijen houden zich bedrijfsmatig bezig met het verkopen en leggen van tegels. De hoofdaannemer heeft in 1996 de aanleg van een tegelvloer ten behoeve van twee bedrijfshallen aangenomen.
Hij heeft een onderaannemer ingeschakeld om de materialen te leveren en de werkzaamheden te verrichten. Na de oplevering is er schade aan de tegelvloer geconstateerd. De hoofdaannemer is daarvoor door zijn opdrachtgever aansprakelijk gesteld. De hoofdaannemer heeft hierop de onderaannemer aangesproken en voert aan dat laatstgenoemde heeft nagelaten hem te waarschuwen voor een fout in het ontwerp.
De onderaannemer brengt daartegen onder meer in dat hij geen waarschuwingsplicht heeft, gezien de eigen deskundigheid van de hoofdaannemer, die het gebrek zelf had kunnen ontdekken.
Het Hof gaat hierin mee en oordeelt dat op de onderaannemer geen waarschuwingsplicht rust omdat ten eerste de hoofdaannemer op het gebied van constructies van vloeren even deskundig is en met betrekking tot de te leggen vloer over evenveel wetenschap beschikt als de onderaannemer. Maar ook omdat in de tweede plaats de hoofdaannemer het werk conform het door de opdrachtgever voorgeschreven ontwerp heeft aangenomen. In de derde plaats, oordeelde het Hof, had de hoofdaannemer de ontwerpfout zelf ook moeten onderkennen.
Deze gedachtegang kan in de ogen van de Hoge Raad geen genade vinden. De Raad overweegt dat enkel het feit dat een hoofdaannemer voldoende deskundig is om fouten in het ontwerp te onderkennen, de onderaannemer niet ontslaat van zijn verplichting de hoofdaannemer de waarschuwen voor ontwerpfouten die hij kent of behoort te kennen.
Deze zienswijze sluit aan bij eerdere rechtspraak van de Hoge Raad over dit onderwerp. Zo oordeelde het hoogste rechtscollege in een arrest van 18 september 1998 dat enkel de omstandigheid dat de opdrachtgever voldoende deskundig is om de gevolgen van het opnemen van bepaalde ondeugdelijke specificaties in de opdracht te kunnen overzien, de opdrachtnemer niet van zijn verplichting ontslaat de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in die specificaties. Zeker niet indien de opdrachtnemer stelt de onjuistheden te hebben onderkend. Dit laatste speelt in het arrest uit 2006 niet.
De wetgever speelde hierop in met een wettelijke bepaling over de waarschuwingsplicht. Die plicht geldt evenzeer voor gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever. Het gaat dan om kwesties als de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, maar ook om fouten of gebreken inplannen, tekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften die door de opdrachtgever werden verstrekt.
Een kritische noot bij dit arrest is op zijn plaats. Ik ben van mening dat de deskundigheid van de opdrachtgever onderbelicht wordt ten koste van de aannemer/opdrachtnemer. Dat geldt ook in de situatie dat hij het niet wist, maar had behoren te weten. Dat impliceert de facto een onderzoeksplicht van de aannemer.
Op andere terreinen van het recht geldt het beginsel ‘compétence oblige’. Zo kan een deskundige verkoper zich niet beroepen op een beperking van zijn aansprakelijkheid voor een gebrek dat hij niet kende, maar dat hij, gezien zijn deskundigheid – hij was ingenieur en architect – had moeten voorzien. Het recht lijkt hier voor de deskundige een strenger regime te hanteren dan voor een leek.
Dat beginsel speelde ook in een situatie waarin een handelaar in onroerend goed een verhuurd bedrijfspand kocht, nadat hij van een makelaar een ‘gouden tip’ had gekregen en tipgeld had betaald; een tip die waardeloos bleek te zijn. De Hoge Raad oordeelde dat van een handelaar in onroerend goed verwacht mag worden dat hij niet zonder deugdelijk onderzoek op verklaringen afgaat. Voor een minder deskundig persoon zouden wellicht andere normen gelden.
De deskundigheid van de opdrachtgever lijkt een minder pregnante rol te spelen in het kader van de waarschuwingsplicht van de aannemer-opdrachtnemer. Wel zal het beroep van die opdrachtnemer op de eigen schuld van de opdrachtgever vanwege diens deskundigheid, onder omstandigheden tot vermindering van zijn aansprakelijkheid kunnen leiden. Dat brengt de weegschaal van het recht weer enigszins in balans.
Mr. Madeleine van Rossum is hoofd Wetenschappelijk Bureau AKD Prinsen Van Wijmen te Eindhoven.