In ontslagsituaties wordt veel gebruikgemaakt van de zogenoemde stamrechtvrijstelling. In plaats van het direct als loon genieten van de ontslagvergoeding, wordt de ontslagvergoeding omgezet in een recht op periodieke uitkeringen. Rechtbank Den Haag heeft uitspraak gedaan in een zaak waarin de stamrechtvrijstelling niet van toepassing was omdat de ontslagvergoeding ter beschikking werd gesteld (en dus in fiscale zin was genoten) vóór de totstandkoming van de stamrechtovereenkomst.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Indien een werknemer bij ontslag een ontslagvergoeding ontvangt, kan deze worden aangewend voor de aankoop van een stamrecht. Een stamrecht is een recht op toekomstige periodieke uitkeringen. Door een ontslagvergoeding onder te brengen in een stamrecht worden de loonheffing en de premieheffing Zorgverzekeringswet over de ontslagvergoeding uitgesteld tot het moment waarop de periodieke uitkeringen worden genoten. Voor de premieheffing werknemersverzekeringen is een ontslagvergoeding vrijgesteld omdat het loon uit vroegere dienstbetrekking is.
Voor de toepassing van de stamrechtvrijstelling gelden de volgende voorwaarden:
- De uitkeringen mogen niet later ingaan dan in het jaar waarin de (ex-)werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt.
- De aanspraak moet worden ondergebracht bij een verzekeraar die in de wet wordt genoemd. Dit kan ook een (eigen) stamrecht-bv zijn.
- De aanspraak mag niet zijn opgekomen uit een (pre)pensioen- of VUT-regeling die is afgekocht of vervreemd of die onzuiver is.
- Bij het overlijden van de (ex-)werknemer mogen de uitkeringen toekomen aan de echtgenoot of partner van de (ex-)werknemer of aan zijn eigen kinderen, stiefkinderen of pleegkinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt.
- De (ex-)werknemer heeft het bedrag van de ontslagvergoeding in fiscale zin (nog) niet genoten. Loon wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop het wordt betaald of verrekend, ter beschikking wordt gesteld of rentedragend wordt, of vorderbaar en inbaar wordt voor de werknemer.
Daarnaast is het raadzaam een overeenkomst op te stellen tussen de werkgever en de (ex-)werknemer waarin de afspraken schriftelijk worden vastgelegd.
Dat de voorwaarden voor de stamrechtvrijstelling bij ontslag erg strikt zijn, blijkt wel uit een recente uitspraak van Rechtbank Den Haag. In deze zaak was een man werkzaam geweest voor twee werkgevers. In maart 2004 kwamen partijen tijdens een rechtszitting een ontslagvergoeding overeen die in april 2004 op een derdengeldrekening van een notariskantoor werd gestort. In mei 2004 maakte het notariskantoor het bedrag over aan de stamrecht-bv, die de (ex-)werknemer al in 2003 had opgericht. Vervolgens maakte de stamrecht-bv later die maand een deel van het bedrag over op de rekening van de (ex-) werknemer en zijn echtgenote en op 15 juni 2004 werd het restant overgeboekt op zijn rekening. Pas op 24 juni 2004 werd de stamrechtovereenkomst tussen de stamrecht-bv en de (ex-)werknemer getekend.
De belastingdienst stelde zich in deze zaak op het standpunt dat de (ex-)werknemer al voor de totstandkoming van het stamrecht de beschikking had over de ontslagvergoeding. Omdat de (ex-)werknemer de vergoeding daarom in fiscale zin al had genoten, is de stamrechtvrijstelling niet van toepassing. De rechtbank volgde dit standpunt.
De stamrecht-bv droeg de bewijslast dat was voldaan aan alle voorwaarden van de stamrechtvrijstelling. Voor de rechtbank slaagde de stamrecht-bv er echter niet in om dit aannemelijk te maken. De stamrecht-bv stelde nog dat de stamrechtovereenkomst al in 2003 mondeling was overeengekomen. Dit achtte de rechtbank echter niet aannemelijk omdat pas in maart 2004 overeenstemming tussen de (ex-)werkgevers en de (ex-)werknemer was bereikt over de ontslagvergoeding.