Dat het stelen van een paperclip van je werkgever niet tot ontslag (op staande voet) kan leiden spreekt vanzelf. Maar waar ligt de grens? In onderhavige zaak oordeelde de kantonrechter in Groningen dat het wegnemen van een fles Bacardi ontslag op staande voet rechtvaardigt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Werknemer is sinds 1999 in dienst van Santana, een uitgaansgelegenheid in Groningen. Laatstelijk vervulde hij de functie van bedrijfsleider. Vast staat dat hij op 17 mei 2009 – op zijn vrije dag – vanachter de bar een fles Bacardi heeft weggenomen. Werknemer werd daarop door zijn werkgever op staande voet ontslagen wegens diefstal en werkgever keert geen salaris meer uit.
Standpunt werknemer
Werknemer stelt dat hij de fles heeft uitgeleend aan een collega horeca ondernemer, hetgeen tussen horeca ondernemers gebruikelijk zou zijn in geval van nood. Zodoende zou hij niet het oogmerk hebben gehad de fles te stelen. Hij zou dezelfde dag een soortgelijke fles hebben geretourneerd. Werknemer heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
Standpunt werkgever
Werkgever betwist dat een dergelijk gebruik bestaat tussen horeca ondernemers. De fles is zonder toestemming van een leidinggevende uitgeleend, hetgeen gelijk staat aan diefstal. Aldus zou sprake zijn van een dringende reden.
Juridisch kader
Het ontslag op staande voet kan geen stand houden als geen sprake is van dringende redenen in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. Op grond van artikel 7:678 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
Aanvankelijk verzoekt werkgever de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden. Naast de vermeende diefstal legt werkgever aan het verzoek twee eerdere waarschuwingen aan werknemer ten grondslag. De kantonrechter oordeelt dat aan het ontbindingsverzoek primair dezelfde dringende reden ten grondslag ligt als waarover de rechter in bodemprocedure heeft te oordelen. Omdat geenszins op voorhand vaststaat dat sprake is van een dringende reden, kan de kantonrechter niet op deze grond ontbinden. Ook de aangevoerde waarschuwingen zijn van onvoldoende gewicht. Wel is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie welke voor rekening komt van werkgever. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst op 3 juli 2009 voorwaardelijk onder toekenning van een vergoeding van
€ 37.706. Werkgever heeft vervolgens het ontbindingsverzoek ingetrokken.
Werknemer vordert daarop in een bodemprocedure wederindiensttreding en loon. De kantonrechter oordeelt dat werknemer onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het gebruikelijk is om in geval van nood flessen drank aan collega horecaondernemers uit te lenen. Voor zover dit al gebruikelijk zou zijn geweest, had van werknemer verlangd mogen worden dat hij of de barmedewerker een notitie voor werkgever had gemaakt, hetgeen niet is gebeurd. Naar het voorlopig oordeel leveren de handelingen van werknemer dan ook een dringende reden voor ontslag op, zodat de vorderingen moet worden afgewezen.
Thans verzoekt werknemer voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsrelatie. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst op 24 september 2009 wegens een verstoorde arbeidsrelatie. Anders dan in de beschikking van 3 juli 2009 is de kantonrechter thans van mening dat het verhaal van werknemer totaal niet geloofwaardig is en dat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in de kortgedingzaak sprake is van een terecht verleend ontslag op staande voet. Omdat werknemer de daaruit voortvloeiende verstoorde arbeidsrelatie aan zichzelf heeft te wijten, komt hem geen vergoeding toe. Volgt voorwaardelijke ontbinding zonder toekenning van een vergoeding.
mr. Sietse Eernstman, Van Diepen Van der Kroef Advocaten