De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 december 2009 bevestigd dat, ook bij uitsluitend schriftelijke besluitvorming van aandeelhouders (besluitvorming “buiten de vergadering van aandeelhouders om” als bedoeld in artikel 2:238 BW), het vereiste van artikel 2:227-4 BW dient te worden nageleefd: bestuurders en commissarissen hebben een raadgevende stem. Indien bestuurders en commissarissen niet de gelegenheid wordt geboden hun raadgevende stem te geven, kan dat er toe leiden dat het aandeelhoudersbesluit vernietigbaar is. [1]
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Casus
De aan het arrest ten grondslag liggende zaak betreft de vennootschap Hay Group Investment Holding B.V. (“HGIG”), holdingmaatschappij van een internationale groep. Alle aandelen in HGIG worden gehouden door Hay Group Partners Holding B.V. (“HGPH”). Schneider is CEO in HGIG. Op enig moment neemt HGPH, zijnde de enig aandeelhouder in HGIG, het schriftelijke besluit dat Schneider met onmiddellijke ingang wordt ontslagen. Nadien wordt alsnog een daadwerkelijke algemene vergadering van aandeelhouders belegd, waarbij Schneider wordt uitgenodigd om zijn standpunten naar voren te brengen. Schneider komt niet opdagen. Het ontslagbesluit wordt in de vergadering bevestigd.
Procesverloop
Schneider vordert bij dagvaarding dat beide voornoemde besluiten (het aanvankelijke besluit en de bevestiging daarvan) worden vernietigd. De rechtbank wijst de vorderingen toe. HGIG stelt hoger beroep in bij het gerechtshof Amsterdam. Het gerechtshof bekrachtigt het vonnis echter. HGIG stelt cassatie in tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam, waardoor de zaak bij de Hoge Raad belandt.
Juridische overwegingen
De Hoge Raad vat de overwegingen van het gerechtshof Amsterdam samen en concludeert dat het gerechtshof heeft geoordeeld dat artikel 2:227-4 BW ook van toepassing is op “besluitvorming buiten vergadering”. Voorts stelt de Hoge Raad vast dat het gerechtshof heeft geoordeeld dat Schneider bij het aanvankelijke besluit (dat werd genomen “buiten vergadering” niet in de gelegenheid is gesteld zijn raadgevende stem uit te brengen. Hierdoor is het besluit in het onderhavige geval niet op rechtsgeldige wijze tot stand gekomen en vernietigbaar op grond van artikel 2:15 BW. De Hoge Raad bevestigt de oordelen van het gerechtshof en wel op navolgende gronden.
Het voorschrift van artikel 2:227-4 BW is tevens van toepassing op besluitvorming “buiten vergadering” als bedoeld in artikel 2:238 BW (verwijzend naar HR 10 maart 1995, LJN ZC1657). De omstandigheden dat in HGPH (de moedermaatschappij) reeds een bestuursbesluit was genomen inhoudende dat Schneider bij HGIG moest worden ontslagen, dat Schneider van dat bestuursbesluit telefonisch op de hoogte is gesteld, dat Schneider wist dat HGPH binnen korte termijn als aandeelhouder in HGIG een ontslagbesluit zou gaan nemen (al dan niet buiten vergadering) en dat Schneider wist dat besluitvorming buiten vergadering om mogelijk was, leiden niet tot toepassing van een andere maatstaf. Het ontslagbesluit is vernietigbaar.
Conclusie
Ook indien de statuten van een vennootschap toestaan dat aandeelhoudersbesluiten op gesimplificeerde wijze kunnen worden genomen door middel van een schriftelijk besluit “buiten vergadering” (als bedoeld in artikel 2:238 BW), moet de raadgevende stem van bestuurders en commissarissen worden gerespecteerd. In beginsel kan niet naleving van dit vereiste leiden tot vernietigbaarheid van het aandeelhoudersbesluit.
Mijns inziens dient hier wel enige nuance te worden aangebracht. In voorkomende gevallen wordt dergelijke gesimplificeerde besluitvorming immers toegepast in vennootschappen waarin de bestuurder tevens (al dan niet door middel van een persoonlijke holding) enig aandeelhouder is in de vennootschap. Alsdan wordt mijns inziens (al dan niet indirect) reeds automatisch voldaan aan het vereiste van artikel 2:227-4 BW: de bestuurder is feitelijk immers zelf de persoon die (al dan niet door middel van de holding) het aandeelhoudersbesluit neemt. Het lijkt mij alsdan overbodig om uitdrukkelijk schriftelijk vast te leggen “dat het bestuur is gehoord”.
In overige gevallen, zeker indien het gaat om een ontslagbesluit, dienen de aandeelhouders het bestuur en de commissarissen (indien aanwezig) in de gelegenheid te stellen hun raadgevende stem te laten horen.
[1] Met besluitvorming “buiten vergadering om” wordt gedoeld op de mogelijkheid die artikel 2:238 BW biedt om, indien de statuten dat toestaan, met algemene stemmen schriftelijke aandeelhoudersbesluiten te nemen zonder dat daartoe een formele algemene vergadering van aandeelhouders behoeft te worden bijeengeroepen (waarbij bestuurders en – indien van toepassing – commissarissen aanwezig zijn). Besluitvorming wordt op deze manier een uitsluitend schriftelijke aangelegenheid. Deze vorm van gesimplificeerde besluitvorming is uitsluitend mogelijk indien aan de in artikel 2:238 BW genoemde vereisten wordt voldaan.
mr. Lauran Vissers, BANNING Advocaten