Uit het buitenland aangetrokken werknemers komen onder voorwaarden in aanmerking voor een fiscale faciliteit: de 30%-regeling. Onder de 30%-regeling kan de werkgever deze werknemers een belastingvrije vergoeding verstrekken voor de extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De 30%-regeling wordt voor maximaal tien jaar toegekend, te rekenen vanaf de eerste dag van de tewerkstelling bij de werkgever. Als een werknemer voorafgaand aan de aanvang van de tewerkstelling in Nederland heeft verbleven of is tewerkgesteld, wordt de looptijd van maximaal tien jaar met deze periode(n) bekort. Er gelden daarbij enige aanvullende bepalingen die aangeven in welke gevallen een verblijf of tewerkstelling in een verder verleden de looptijd niet bekorten. Rechtbank Den Haag heeft onlangs beslist dat onder ‘verblijven’ de fysieke aanwezigheid in Nederland wordt bedoeld. In de onderhavige procedure leidde dit ertoe dat de periode waarin de werknemer alleen een formele fiscale woonplaats in Nederland had maar fysiek in het buitenland verbleef, niet in mindering kwam op de looptijd van de 30%-regeling.
Uit het buitenland aangetrokken werknemers komen onder voorwaarden in aanmerking voor een fiscale faciliteit: de 30%-regeling. Voor naar het buitenland uitgezonden werknemers bestaat onder iets andere voorwaarden dezelfde faciliteit. Onder de 30%-regeling voor uit het buitenland aangetrokken werknemers kan de werkgever deze werknemers gedurende ten hoogste tien jaar een belastingvrije vergoeding verstrekken voor de extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst. Eén van de voorwaarden is dat de betrokken werknemer een specifieke deskundigheid bezit, die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of slechts schaars aanwezig is. Als een werknemer voorafgaand aan de aanvang van de tewerkstelling in Nederland heeft verbleven of is tewerkgesteld, wordt de looptijd van maximaal 10 jaar met deze periode(n) bekort. Er gelden daarbij enige aanvullende bepalingen die aangeven in welke gevallen een verblijf of tewerkstelling in een verder verleden de looptijd niet bekorten. Een eerder verblijf of tewerkstelling in Nederland die meer dan 15 jaar vóór de ingangsdatum van de 30%-regeling is geëindigd, bekort de looptijd in ieder geval niet. Rechtbank Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag wat onder ‘verblijven’ moet worden verstaan. De procedure was als volgt.
Een werknemer, afkomstig uit een andere EU-lidstaat, was vanaf 1 oktober 1997 in Nederland werkzaam. Hij kwam in aanmerking voor de toenmalige 35%-regeling. Per 1 januari 2001 is deze 35%-regeling omgezet in de 30%-regeling. De werknemer werd gedurende de perioden van 1 december 2001 tot en met 31 december 2003 en van 1 december 2005 tot en met 15 april 2007 uitgezonden naar Singapore. In de eerste periode van uitzending had hij een huis en een partner in Nederland. Voor fiscale doeleinden werd hij daarom aangemerkt als inwoner van Nederland. In Nederland deed hij aangifte naar zijn wereldinkomen. In Singapore had hij een appartement tot zijn beschikking en het daar verdiende inkomen werd in Singapore ook in de belastingheffing betrokken.
Gedurende de tweede uitzending was de werknemer woonachtig en werkzaam in Singapore en had hij geen woonplaats meer in Nederland. In de tussenliggende periode (1 januari 2004 tot en met 30 november 2005) was hij woonachtig en werkzaam in Nederland en was de 30%-regeling van toepassing. Tijdens de uitzendingen is de werknemer een aantal keren in Nederland geweest, variërend van enkele dagen tot enkele weken. Na 15 april 2007 was hij weer woonachtig en werkzaam in Nederland. Op 13 juli 2007 dienden hij en zijn werkgever een verzoek in voor toepassing van de 30%-bewijsregel voor een resterende periode van 37 maanden.
De inspecteur kende de 30%-regeling echter toe voor een resterende periode van maximaal 21 maanden. Het verschil in resterende looptijd van de 30%-regeling tussen de inspecteur en de werknemer had betrekking op de eerste uitzendperiode naar Singapore. De inspecteur leidde uit een arrest uit 2001 af dat men verblijft op de plaats waar men woont. Nu de werknemer in de eerste uitzendperiode zijn woonplaats voor fiscale doeleinden in Nederland had, volgde volgens de inspecteur hieruit dat de werknemer in die periode in Nederland had verbleven. De werknemer stelde dat onder het begrip ‘verblijf’ de fysieke aanwezigheid moet worden verstaan. Nu hij in de eerste uitzendperiode fysiek in Singapore was geweest, bekortte deze periode de looptijd van de 30%-regeling volgens hem niet.
De rechtbank was van oordeel dat de inspecteur een onjuiste conclusie had verbonden aan het arrest. De rechtbank stelde verder vast dat de wet en de daarop gebaseerde regelgeving geen uitsluitsel geven over het begrip ‘verblijven’. In dat geval moet het begrip ‘verblijven’ worden uitgelegd naar de gewone betekenis daarvan in het spraakgebruik. De werknemer had in de eerste uitzendperiode een huis en een partner in Nederland, maar was fysiek aanwezig in Singapore. Naar geldend spraakgebruik verbleef hij dan niet in Nederland maar in Singapore. Dat hij vanwege het huis en de par tner voor fiscale doeleinden was aangemerkt als woonachtig in Nederland, deed daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. De rechtbank verklaarde het beroep van de werknemer daarop gegrond.