De rechtbank ’s-Gravenhage heeft vandaag een voormalige keeper van een A1 voetbalelftal veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, wegens zware mishandeling van een tegenstander. Ook moet de keeper het slachtoffer € 388,98 aan materiële schade en € 2000 aan immateriële schade vergoeden.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Op grond van de aangifte van het slachtoffer, de verklaring van de scheidsrechter, de schriftelijke weergave van de waarnemingen van de scheidsrechter en de schriftelijke weergave van de waarnemingen van een rapporteur van de KNVB, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de keeper met zijn gestrekte been tegen het been van het slachtoffer heeft getrapt. Het slachtoffer heeft daarbij een onderbeenfractuur opgelopen met botbreuken in scheenbeen en kuitbeen.
De vraag of de keeper, de verdachte, daarbij heeft gehandeld met opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, is door de rechtbank bevestigend beantwoord. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is volgens de Hoge Raad aanwezig als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
De rechtbank gaat ervan uit dat het gedrag van de keeper werd ingegeven door de spelsituatie.
Dat neemt volgens de rechtbank echter niet weg dat hij de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij zijn tegenstander bewust heeft aanvaard, omdat zijn actie niet gericht was op de bal, maar op zijn tegenstander.
Dat de keeper tijdens de zitting van de rechtbank heeft verklaard dat hij dwars voor de tegenstander wilde gaan liggen om de bal te stoppen, acht de rechtbank, gelet op de waarnemingen van de scheidsrechter en de andersluidende verklaring van de keeper bij de politie, niet aannemelijk.