Hof Arnhem heeft onlangs in een feitelijke procedure beslist dat een door een management-bv aan haar directeur en enig aandeelhouder (dga) en zijn partner om niet verstrekte speelrechten bij een golfclub een voordeel vormde, dat niet voortvloeide uit dienstbetrekking maar uit aandeelhouderschap.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het hof gaf aan dat een enig directeur/enig aandeelhouder naar maatschappelijke opvattingen in vele opzichten niet op een lijn kan worden gesteld met gewone werknemers. Dat komt met name tot uiting bij het zelf bepalen van beleid van de onderneming en dat het loon van de dga niet op basis van onderhandelingen tussen onafhankelijke partijen tot stand komt en waarbij andere motieven dan het vaststellen van een passende arbeidsbeloning een dominante rol kunnen spelen. Het enig aandeelhouderschap is naar oordeel van het hof hierbij van wezenlijk belang.
Dit was allemaal in de onderhavige procedure aan de orde. Het hof verminderde daarop de door de inspecteur aan de management-bv opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen met de waarde van het speelrecht. We merken overigens op dat een speelrecht als in onderhavige procedure een bestanddeel vormt van het box 2-inkomen (belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang) dat tegen een vast tarief van 25% (jaar 2010) wordt belast.
Hof Arnhem heeft onlangs in een feitelijke procedure uitspraak gedaan over de vraag of een door een enig directeur en enig aandeelhouder (dga) genoten voordeel (progressief belastbaar) loon uit dienstbetrekking vormde of belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang (belast tegen 25%, jaar 2010). Het voordeel betrof een door een management-bv aan haar dga en zijn partner om niet verstrekte speelrechten bij een golfclub. Het bedrijfslidmaatschap bij de golfclub met de daarbij behorende speelrechten was genomen met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming van de bv.
De inspecteur stelde zich op het standpunt dat de speelrechten aan de dga en zijn partner waren verstrekt vanwege zijn dienstverband en dat de waarde in het economische verkeer van de speelrechten belastbaar loon vormde. Hij legde de bv vervolgens een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen op over de jaren 2001 tot en met 2005. De bv ging hiertegen in beroep bij Rechtbank Arnhem en vervolgens in hoger beroep bij Hof Arnhem.
Het hof gaf aan dat een enig directeur/enig aandeelhouder naar maatschappelijke opvattingen in vele opzichten niet op een lijn kan worden gesteld met gewone werknemers. Dat komt met name tot uiting bij het zelf bepalen van beleid van de onderneming en dat het loon van de dga niet op basis van onderhandelingen tussen onafhankelijke partijen tot stand komt en waarbij andere motieven dan het vaststellen van een passende arbeidsbeloning een dominante rol kunnen spelen. Het enig aandeelhouderschap is naar oordeel van het hof hierbij van wezenlijk belang. Dit was allemaal in de onderhavige procedure aan de orde. Het hof verminderde daarom de naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen met de waarde van het speelrecht. Dat betekende een vermindering van de naheffingsaanslag van € 20.794 tot € 11.750. Het hof verminderde ook de bij de naheffingsaanslag in rekening gebrachte heffingsrente van € 2.395 in evenredige mate.
Opmerking
Een speelrecht als in onderhavige procedure vormt een bestanddeel van het box 2-inkomen (belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang) dat tegen een vast tarief van 25% (jaar 2010) wordt belast.