De rechter in kort geding heeft de vorderingen van Geert Wilders die strekten tot aanhouding van de wetsvoorstellen betreffende het ESM-Verdrag (Europees Stabiliteitsmechanisme) afgewezen. De vorderingen richten zich tegen de Staat als wetgever en komen in essentie neer op een ingrijpen in het wetgevingsproces.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Bevoegdheid rechter
In de Grondwet staat dat het vaststellen van wetten de bevoegdheid is van de regering en de Staten-Generaal (de Eerste en Tweede Kamer) gezamenlijk. Dit betekent dat de vraag of, wanneer en in welke vorm een wet tot stand zal komen, moet worden beantwoord op grond van politieke besluitvorming en afweging van de daarbij betrokken belangen.
De verdeling van de bevoegdheden van de verschillende staatsorganen in de Grondwet brengt mee dat de rechter niet mag ingrijpen in deze procedure van politieke besluitvorming. De rechter kan evenmin ingrijpen in de loop van de procedure die leidt tot een wet, omdat procedurevoorschriften niet in acht zouden zijn genomen. Dit heeft de Hoge Raad in 1999 bepaald.
Het enige wat de burgerlijke rechter in kort geding kan doen is een wet (of onderdelen daarvan) buiten toepassing verklaren indien en voor zover deze ‘onmiskenbaar onverbindend’ is wegens strijd met een ieder verbindende verdragsbepaling (artikel 94 Gw) of met het gemeenschapsrecht.
Stellingen Wilders
De onrechtmatigheden en bezwaren die Wilders heeft gesteld met betrekking tot het ESM-Verdrag zijn onderwerp van het politiek debat dat binnen het wetgevingsproces over het ESM-Verdrag al is of nog zal worden gevoerd door de huidige volksvertegenwoordigers. In dit proces kan de rechter niet ingrijpen. Dit kan de rechter evenmin wanneer zich onjuistheden in dit proces zouden hebben voorgedaan.
Voor zover Wilders zich in dit verband nog heeft beroepen op onrechtmatigheden wegens strijd met de Grondwet staat artikel 120 van de Grondwet aan een inhoudelijke toetsing door de rechter in de weg. Dit artikel verbiedt de rechter te beoordelen of wetten en verdragen in strijd zijn met de Grondwet.
Van de door Wilders gestelde strijd met internationale bepalingen is naar het oordeel van de rechter geen sprake. Ook is geen spraken van een (voorstel tot) wet die onmiskenbaar onverbindend is wegens strijd met het gemeenschapsrecht.
De stellingen die Wilders heeft ingenomen kunnen niet tot het oordeel leiden dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld. Daarom zijn zijn vorderingen afgewezen.