Thuiszorginstellingen zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting als de statuten en de feitelijke werkzaamheden voldoen aan de door de wet daaraan gestelde eisen. Dit luistert heel nauw. Zo mogen private zorginstellingen de winst uitsluitend aanwenden voor kwalificerende (thuiszorg)activiteiten of een algemeen maatschappelijk belang. Een thuiszorginstelling die statutair ook niet-kwalificerende activiteiten mag verrichten, komt reeds daarom niet voor de vrijstelling in aanmerking. Rechtbank Arnhem heeft onlangs in deze zin beslist.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Thuiszorginstellingen zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting als de statuten en de feitelijke werkzaamheden voldoen aan de door de wet daaraan gestelde eisen. Dit luistert heel nauw. Zo mogen private zorginstellingen de winst uitsluitend aanwenden voor kwalificerende (thuiszorg)activiteiten of een algemeen maatschappelijk belang. Een thuiszorginstelling die statutair ook niet-kwalificerende activiteiten mag verrichten, komt reeds daarom niet voor de vrijstelling in aanmerking. Er wordt dan namelijk niet meer voldaan aan de voorwaarde dat de winst uitsluitend voor kwalificerende activiteiten kan worden aangewend. Of de niet-kwalificerende activiteiten daadwerkelijk zijn uitgevoerd en winst hebben opgeleverd is niet van belang. Rechtbank Arnhem heeft onlangs in deze zin beslist.
In de procedure voor de rechtbank was een van de statutaire doelen van de betreffende thuiszorginstelling het financieren van, deelnemen in, samenwerken met andere ondernemingen van welke aard dan ook. Deze bepaling werd de thuiszorginstelling fataal: geen vrijstelling van vennootschapsbelasting.
Bij besluit van 16 december 2009 heeft de staatssecretaris van Financiën beleid bekendgemaakt in welke gevallen thuiszorginstellingen zijn vrijgesteld. Er is nu uitdrukkelijk aangegeven welke activiteiten van thuiszorginstellingen in ieder geval kwalificeren voor de toepassing van de vrijstelling. Daarbij mag de instelling voor een zeer beperkt gedeelte (maximaal 10%) niet-kwalificerende activiteiten verrichten zonder dat de vrijstelling daarmee komt te vervallen. Ook de wet is op dit punt aangepast.