De vrijspraak in een zaak waarin een vrouw zou hebben gepoogd haar twee pasgeboren kinderen te doden, kan niet in stand blijven. Dat heeft de Hoge Raadvandaag geoordeeld.
De vrouw zou haar pasgeboren kinderen op het toilet hebben gebaard, hun geen voeding of andere zorg hebben gegeven, geen hulp hebben ingeroepen en de kinderen vervolgens in een afgesloten beautycase respectievelijk een koekblik hebben gestopt. Dit gebeurde tussen 2002 en 2009. De vrouw meldde zichzelf bij de politie. In het huis van de vrouw werden de lichaampjes van de baby’s aangetroffen.
Het hof heeft niet kunnen vaststellen of de kinderen tijdens of kort na de geboorte hebben geleefd. Daarom, zo redeneert het hof, kan een strafbare poging totdoodslag op de baby’s niet worden bewezen en moet de vrouw worden vrijgesproken.
De Hoge Raad oordeelt echter dat onzekerheid over de vraag of de baby’s tijdens of kort na hun geboorte leefden, niet uitsluit dat de verdachte met de gedragingen waarvoor zij wordt vervolgd de baby’s had willen doden. Alleen als de rechter het aannemelijk vindt dat de baby’s dood zijn geboren, kan van een strafbare poging geen sprake zijn.
Een ander hof moet de zaak opnieuw behandelen.