Verzekeringsmaatschappij Aegon heeft in de periode 1989 tot en met 2004 bij het aanbieden van de beleggingsverzekeringen Koersplan, VermogensPlan en Fundplan onvoldoende voorlichting gegeven over de kosten en overlijdensrisicopremie. Dat is het oordeel van de rechtbank Den Haag in een collectieve actie van de Vereniging Woekerpolis en drie individuele eisers tegen Aegon.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Verwijten waar rechtbank in mee gaat
De rechtbank oordeelt ten eerste dat een aantal verwijten van de Vereniging over onvoldoende voorlichting over de kosten en overlijdensrisicopremie bij het aanbieden van deze beleggingsverzekeringen opgaat. Ook oordeelt de rechtbank dat wilsovereenstemming bij het aangaan van de verzekeringen op een aantal punten ontbreekt. Dit oordeel geldt niet voor zover FundPlan voorzag in een gegarandeerde uitkering bij leven, zoals bij een groot deel van deze beleggingsverzekering het geval is.
Financiële consequenties voor Aegon nader te bepalen
De concrete financiële consequenties van deze oordelen voor Aegon en de verzekeringnemers van KoersPlan, VermogensPlan en FundPlan gaat de reikwijdte van deze collectieve actie te buiten. De eventuele schadeplichtigheid van Aegon moet in individuele gevallen worden beoordeeld, na vaststelling van een redelijk niveau van de kosten en overlijdensrisicopremie waarvan de hoogte niet is overeengekomen.
Verwijten waar rechtbank niet in mee gaat
De verwijten van de Vereniging die niet opgaan, gaan over onder meer het zogenaamde crashrisico. Dit is het risico dat een of meer (forse) koersdalingen – zeker als die zich aan het eind van de looptijd van de beleggingsverzekering voordoen – tot gevolg hebben dat het feitelijk niet meer mogelijk is om het voorbeeldkapitaal te kunnen bereiken. De rechtbank oordeelt dat dit onderdeel is van het reguliere beleggingsrisico. De verwijten over onjuiste en misleidende voorbeeldberekeningen, die de Vereniging onder de noemer fata morgana-effect naar voren had gebracht, gaan – op één na – niet op. De rechtbank volgt de Vereniging ook niet in haar betoog over de door haar als ‘oneerlijk’ bestempelde bedingen.
Het oordeel in de drie individuele zaken stemt overeen met de in de collectieve actie gegeven oordelen over KoersPlan en VermogensPlan en FundPlan.
Gehonoreerde verwijten
De door de rechtbank gehonoreerde verwijten staan in dit overzicht.
i) Aegon heeft in de brochures van KoersPlan van 1989 tot en met 1994 onjuiste voorlichting gegeven en een misleidende mededeling gedaan door:
a. voorbeeldkapitalen te tonen die door geen enkele maatman gehaald konden worden en
b. voor de berekening van de getoonde historische rendementen voor de jaren 1983 tot en met 1988 uit te gaan van een looptijd van 15,5 jaar, terwijl van een looptijd van 15 jaar uitgegaan had moeten worden;
ii) Aegon heeft ten onrechte nagelaten de hoogte (in kwantitatieve zin) van de volgende naast de bruto-premie in rekening gebrachte kosten te vermelden:
bij KoersPlan en VermogensPlan:
• aan- en verkoopkosten, die voor 2000 waren begrepen in de in artikel 13 algemene voorwaarden 1989-1990, artikel 7 algemene voorwaarden 1991-1995 en in artikel 4 algemene voorwaarden 1996-2000 genoemde ‘kosten voortvloeiende uit de beleggingen’;
• de in artikel 7 algemene voorwaarden 1991-1995 en in artikel 4 van de algemene voorwaarden 1996-2000 genoemde beleggingskosten; en
bij Fundplan (vanaf 1 januari 1999):
• de in artikel 2 clausuleblad 5570 genoemde aan- en verkoopkosten;
• de in artikel 1 clausuleblad 5570 genoemde beheerskosten (tot 2002);
• de in artikel 6 clausuleblad 5570 genoemde wijzigingskosten (tot 2002);
• de in artikel 1.3 algemene voorwaarden genoemde termijnopslag (afgezien van 1995 en 1996);
iii) Aegon is tekortgeschoten in haar informatieverplichting over de in artikel 6.3 algemene voorwaarden genoemde afkoopwaarde;
iv) Aegon heeft in de brochure 1989 van KoersPlan en brochure L10248 van FundPlan ten onrechte nagelaten kosten als factor waarvan de uitkering afhankelijk is te vermelden;
v) Aegon heeft ten onrechte nagelaten de hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering te vermelden in de contractdocumentatie van KoersPlan en VermogensPlan tot 1999 en die van FundPlan gedurende de gehele relevante periode;
vi) wilsovereenstemming ontbreekt over de van de eerste kosten deel uitmakende “kosten verzekeringsmaatschappij” en de “kosten bemiddelaar of verzekeringsadviseur” bestaat tussen Aegon en de verzekeringnemers die alleen kennis genomen heeft van brochure L10248 van Fundplan en dat een contractuele grondslag voor het in rekening brengen van de van de eerste kosten deel uitmakende “kosten verzekeringsmaatschappij” en de “kosten bemiddelaar of verzekeringsadviseur”;
vii) de overeenkomsten met betrekking tot de voorbeeldproducten in de relevante periode (1999 tot en met 2004) bevatten een leemte ten aanzien van:
a. de niet overeengekomen hoogte (in kwantitatieve zin) van de volgende naast de bruto-premie van in rekening gebrachte kosten:
KoersPlan en VermogensPlan:
• de aan- en verkoopkosten, die voor 2000 waren begrepen in de in artikel 13 algemene voorwaarden 1989-1990, artikel 7 algemene voorwaarden 1991-1995 en in artikel 4 algemene voorwaarden 1996-2000 genoemde ‘kosten voortvloeiende uit de beleggingen’;
• de in artikel 7 algemene voorwaarden 1991-1995 en in artikel 4 van de algemene voorwaarden 1996-2000 genoemde beleggingskosten;
FundPlan:
• de in artikel 2 clausuleblad 5570 genoemde aan- en verkoopkosten;
• de in artikel 1 clausuleblad 5570 genoemde beheerskosten (tot 2002);
• de in artikel 6 clausuleblad 5570 genoemde wijzigingskosten (tot 2002);
• de in artikel 1.3 algemene voorwaarden genoemde termijnopslag (afgezien van 1995 en 1996);
b. de niet overeengekomen berekeningswijze van de in FundPlan in de in artikel 6.3 algemene voorwaarden genoemde afkoopwaarde;
c. de niet overeengekomen hoogte van de overlijdensrisicopremie in:
• KoersPlan en VermogenPlanovereenkomsten tot 1999;
• alle FundPlanovereenkomsten in de relevante periode.