HR: Poster Reisbureau Rita blijft binnen grenzen van vrijheid van meningsuiting
Na de brand in het cellencomplex van het detentiecentrum Schiphol-Oost in de nacht van 26 op 27 oktober 2005, waarbij elf mensen om het leven zijn gekomen, heeft de verdachte op 11 november 2005 in Nijmegen een poster openlijk tentoongesteld door deze aan een filmploeg te tonen. Op die poster stond de tekst: “Reisbureau Rita, arrestatie – deportatie – crematie, adequaat tot het bittere einde” met een afbeelding van het detentiecentrum.
De toenmalige minister van Vreemdelingenzaken en Integratie, mw. Verdonk, heeft aangifte laten doen van een strafbaar feit.
Aan de verdachte is smaadschrift tenlastegelegd. Smaadschrift is een specifieke vorm van belediging door het publiek maken van beledigende geschriften of afbeeldingen.
De politierechter in Arnhem heeft de verdachte op 11 januari 2006 vrijgesproken omdat hij met de uitingen op de poster is gebleven binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem.
Het hof Arnhem heeft op 28 december 2006 smaadschrift weliswaar bewezenverklaard, maar oordeelde dat dit feit in dit geval niet strafbaar is. Het hof oordeelde dat sprake is van een standpunt over de verantwoordelijkheid van de minister voor de veiligheid in het detentiecentrum en die mening valt onder de door het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gegarandeerde vrijheid van meningsuiting. Het hof heeft de verdachte daarom van alle rechtsvervolging ontslagen. Dat wil zeggen dat het feit in deze zaak niet strafbaar is (zie LJN AZ5504).
De procedure bij de Hoge Raad
Het openbaar ministerie heeft beroep in cassatie bij de Hoge Raad ingesteld. Het OM meent dat de grenzen van de vrijheid van meningsuiting wel zijn overschreden. Volgens het OM riep de poster voor nagegenoeg iedere lezer het beeld op dat onder verantwoordelijkheid van mw. Verdonk vreemdelingen bewust worden gedeporteerd en vervolgens gecremeerd;
het OM stelt dat de poster associaties oproept met nazipraktijken in de Tweede Wereldoorlog.
De plaatsvervangend advocaat-generaal mr. C.J.G. Bleichrodt heeft op 16 december 2008 in zijn conclusie in deze zaak de Hoge Raad geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen.
De uitspraak van de Hoge Raad
De Hoge Raad laat het oordeel van het hof in stand.
Het hof heeft aan de hand van de juiste criteria onderzocht of een veroordeling van de verdachte zou neerkomen op een ongeoorloofde beperking van de vrijheid van meningsuiting. Het hof heeft de inhoud, de aard en de strekking van de tekst en de afbeelding op de poster onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte de grenzen van de vrijheid van meningsuiting niet heeft overschreden.
Het hof heeft voorts geoordeeld dat de tekst van de poster niet het door het OM gestelde beeld oproept. Dat feitelijk oordeel is volgens de Hoge Raad begrijpelijk gemotiveerd en de Hoge Raad laat dat oordeel in stand.
Het hof had onder meer vastgesteld dat:
Volgens het hof roept de poster dus niet het beeld op dat het OM erin leest. In deze omstandigheden is er volgens het hof geen dringende maatschappelijke noodzaak om het recht van vrije meningsuiting te beperken.
De Hoge Raad vindt dit oordeel van het hof begrijpelijk gemotiveerd.
Gevolg van de uitspraak
De uitspraak van het hof Arnhem van 28 december 2006 is definitief geworden.
Kopieer en plak deze URL in je WordPress site om in te sluiten
Kopieer en plak deze code in je site om in te sluiten