Toezichthouders hebben in ons rechtstelsel een bijzondere positie. Op papier zijn ze onafhankelijk, maar in de praktijk niet. Ze zijn bevoegd regels op te stellen en boetes op te leggen terwijl de relatie met de ministeriële verantwoordelijkheid vaak onduidelijk is. In haar proefschrift onderzoekt Saskia Lavrijssen-Heijmans deze toezichthouders en gaat na of er sprake is van good governance.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Nederland kent sinds de jaren ’90 meerdere onafhankelijke mededingingstoezichthouders, zoals de OPTA (Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit), de NMa (Nederlandse Mededingingsautoriteit), de DTe (Dienst Toezicht Energie) en de Zorgautoriteit. Deze toezichthouders bewaken en bevorderen de mededinging in voormalige monopoliesectoren, zoals de telecommunicatie- en de energiesector.
Toezichthouders begeven zich in een complexe omgeving, waar ze te maken hebben met conflicterende belangen van de voormalige monopolisten, concurrenten, afnemers en consumenten. De minister kan de toezichthouders geen individuele aanwijzingen geven over de wijze waarop zij in een bepaalde zaak moeten besluiten. Zij functioneren dus, als onpartijdig orgaan, op gepaste afstand van de politiek. Echter, de minister kan wel de beleidslijnen voor de toezichthouders opstellen. Verder kijkt de Europese Commissie toe, evenals de nationale rechter. Van een ‘echte’ onafhankelijke positie is in de praktijk dan ook geen sprake, concludeert de promovenda. Wel bestaat een spanningsveld tussen de beleidsbepalende rol van de minister en het gegeven dat toezichthouders in het concrete geval nog steeds een aanmerkelijke keuzeruimte hebben. De cruciale vraag is hoe toezichthouders omgaan met de weging van al deze conflicterende belangen.
S. A.C.M. Lavrijssen-Heijmans, Onafhankelijke mededingingstoezichthouders, regulerende bevoegdheden en de waarborgen voor good governance (diss. Tilburg), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2006 |