De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft bewerkstelligd dat de patiënt één centraal aanspreekpunt heeft waar hij terecht kan met klachten en claims. Voor alles wat er binnen de muren van het ziekenhuis gebeurt, is het ziekenhuis aansprakelijk. Achterliggende gedachte daarbij is dat het voor een patiënt vaak moeilijk is om te achterhalen welke persoon binnen het ziekenhuis precies een fout heeft gemaakt en tot wie hij zich zou moeten richten met zijn claims.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Deze zogenoemde ‘centrale aansprakelijkheid’ geldt niet alleen voor ziekenhuizen, maar ook voor een verpleeginrichting of zwakzinnigeninrichting of afdeling daarvan, een academisch ziekenhuis alsmede een abortuskliniek in de zin van de Wet afbreking zwangerschap. In het betreffende artikel (artikel 7:462 Burgerlijk Wetboek) werd daarbij verwezen naar de Ziekenfondswet. Een krachtens die wet toegelaten ziekenhuis, verpleeginrichting of zwakzinnigeninrichting had te maken met centrale aansprakelijkheid.
Nieuwe situatie
Omdat echter de Ziekenfondswet sedert 1 januari 2006 is komen te vervallen, is artikel 7:462 BW gewijzigd. De centrale aansprakelijkheid geldt vanaf 1 januari 2006 voor:
“Een krachtens artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen als ziekenhuis, verpleeg-inrichting of zwakzinnigeninrichting toegelaten instelling of afdeling daarvan, een academisch ziekenhuis alsmede een abortuskliniek in de zin van de Wet afbreking zwangerschap.” |
Artikel 5 lid 1 Wet toelating zorginstellingen (WTZi) is geformuleerd als volgt (lid 2 is in dit kader minder relevant):
“Een organisatorisch verband dat behoort tot een bij algemene maatregel van het bestuur aangewezen categorie van instellingen die zorg verlenen waarop aanspraak bestaat ingevolge artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet, moet voor het verlenen van die zorg een toelating hebben van Onze Minister.” |
Volgens artikel 5 WTZi gaat het dus om instellingen die:
- een organisatorisch verband zijn;
- behoren tot een bij algemene maatregel
van bestuur aangewezen categorie; - zorg verlenen waarop aanspraak bestaat krachtens AWBZ of Zorgverzekeringswet.
Voor welke instellingen geldt nu de centrale aansprakelijkheid?
De algemene maatregel van bestuur waarnaar in artikel 5 WTZi wordt verwezen, is het Uitvoeringsbesluit WTZi. In artikel 1.2 van
dat besluit worden de categorieën van instellingen opgesomd die onder de reikwijdte van de WTZi vallen. Echter, de instellingen waarvoor de centrale aansprakelijkheid geldt, zouden dus de instellingen moeten zijn die krachtens dat Uitvoeringsbesluit als ziekenhuis, verpleeginrichting of zwakzinnigeninrichting zijn toegelaten. Op die lijst van het Uitvoeringsbesluit WTZi staat echter noch het ziekenhuis, noch de verpleeginrichting noch de zwakzinnigeninrichting. Met andere woorden: een instelling kan dus niet meer krachtens artikel 5 van de WTZi worden toegelaten als ziekenhuis, verpleeginrichting of zwakzinnigeninrichting. Toelatingen hebben tegenwoordig een functiegericht karakter. Een instelling kan worden toegelaten als instelling voor medisch specialistische zorg (ziekenhuizen of zelfstandige behandelcentra), of als instelling voor verpleging, als instelling voor huishoudelijke verzorging of persoonlijke verzorging enz.
Dit betekent dat de woordkeus van artikel 7:462 Burgerlijk Wetboek niet klopt. Hieruit volgt dat het niet duidelijk is wat precies onder een ‘ziekenhuis’ in de zin van dat artikel moet worden verstaan, en welke instellingen nu wel of niet gebonden zijn aan de centrale aansprakelijkheid. Zijn dat alle instellingen voor medisch specialistische zorg? Ook de behandelcentra waar geen verblijf mogelijk is?
Zijn dat alle instellingen die verpleging bieden? Dat zou betekenen dat ook thuiszorginstellingen te maken kunnen krijgen met centrale aansprakelijkheid.
Standpunt VWS
Het Ministerie van VWS is niet van plan om artikel 7: 462 BW te wijzigen. Volgens een woordvoerder van VWS zal het ondanks de functiegerichte benadering nog altijd voor iedereen wel duidelijk zijn wat met een “ziekenhuis”, “verpleeghuis” of “instelling voor verstandelijk gehandicapten” bedoeld wordt. Een ziekenhuis is bijvoorbeeld alleen een instelling voor medische specialistische zorg met een verblijffunctie. Klinkt logisch, maar het blijkt niet uit de regelgeving. En consequent is het evenmin. De term “ziekenhuis”, die inderdaad voor iedereen duidelijk is, komt immers niet meer voor in de Zorgverzekeringswet en de WTZi regelgeving, maar staat nog wel in het BW.
Gevolgen
Door deze onduidelijkheid kan de situatie zich voordoen dat het doel dat met de centrale aansprakelijkheid werd beoogd, één loket voor de onfortuinlijke patiënt, niet wordt bereikt. Dat betekent overigens niet dat de patiënt helemaal geen verhaal kan halen. Wanneer het ziekenhuis (en niet de specialist) een geneeskundige behandelingsovereenkomst heeft gesloten met de patiënt, kan de patiënt zich op basis van die overeenkomst tot het ziekenhuis wenden.
Ook wanneer bij een ziekenhuis alle medisch specialisten in dienst zijn, zal in beginsel het ziekenhuis en niet de medisch specialist de aansprakelijke partij zijn. Tenslotte blijft voor academische ziekenhuizen en abortusklinieken de centrale aansprakelijkheid sowieso gelden.
Wanneer de patiënt echter een geneeskundige behandelingsovereenkomst sluit met een vrijgevestigd medisch specialist, is het niet meer evident dat hij zijn claim ook kan neerleggen bij de instelling waar de behandeling plaatsvond. Juist voor die situatie was artikel 7:462 BW geschreven. Zeker als in de toekomst het verbod op een winstoogmerk voor medisch specialistische zorg wegvalt, is het niet ondenkbaar dat de zorg op een geheel nieuwe manier geleverd gaat worden. De operatie wordt dan bijvoorbeeld verzorgd door een “zorg-b.v.”, de verpleging daarna in een “hotel-b.v.”. Van een “ziekenhuis” kan in een dergelijke situatie niet meer gesproken worden en ook de huidige tekst van artikel 7:462 BW is dan niet meer toepasbaar. Ten behoeve van de rechtszekerheid is het daarom noodzakelijk dat artikel 7:462 BW gewijzigd wordt en aansluit bij de wetgeving waarnaar in dat artikel wordt verwezen.
mr. S.F.Tiems is advocaat gezondheidsrecht bij Van Benthem & Keulen te Utrecht