In 1995 is de N.V. Levensverzekeringsmaatschappij Vie d’Or failliet verklaard. Door dit faillissement was Vie d’Or niet meer in staat haar verplichtingen uit de polissen na te komen.
De Stichting Vie d’Or behartigt de belangen van de voormalige polishouders van Vie d’Or. De Stichting heeft de toenmalige toezichthouder, de Verzekeringskamer (tegenwoordig, na een wettelijke fusie: De Nederlandsche Bank), de voormalige accountants en de voormalige actuaris van Vie d’Or aansprakelijk gesteld voor de schade die de polishouders hebben geleden als gevolg van de deconfiture van Vie d’Or.
In het bijzonder verwijt de Stichting de Verzekeringskamer tekortgeschoten te zijn in haar bij de Wet toezicht verzekeringsbedrijf opgedragen toezichthoudende taak door niet tijdig een zogenaamde stille bewindvoerder te benoemen.
De Stichting verwijt de accountants en de actuaris in strijd met de voor hun beroepsgroep geldende normen te hebben gehandeld omdat zij, door de directie en de raad van commissarissen van Vie d’Or niet te waarschuwen voor het gevaar van discontinuïteit van Vie d’Or, hun controlerende taak onjuist hebben uitgeoefend
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het hof ‘s-Gravenhage heeft op 27 mei 2004 (zie LJN AP0151) in hoger beroep in drie afzonderlijke uitspraken geoordeeld dat respectievelijk de Verzekeringskamer, de accountants en de actuaris onrechtmatig hebben gehandeld tegenover de polishouders en aansprakelijk zijn voor de schade van de polishouders.
De procedures bij de Hoge Raad
De Verzekeringskamer, de accountants en de actuaris hebben tegen de uitspraken van het hof beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad (zgn. principaal beroep). Ook van de kant van de Stichting zijn in cassatie enkele klachten ingediend (zgn. incidenteel beroep).
Als advocaat in cassatie treden op
voor de Verzekeringskamer (De Nederlandsche Bank): mr. G. Snijders, advocaat in Den Haag
voor de accountants: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk, advocaat in Den Haag
voor de actuaris: mr. K.G.W. van Oven, advocaat in Den Haag
voor de Stichting Vie d’Or: mr. E. Grabandt, advocaat in Den Haag.
Advocaat-generaal mr. L. Timmerman heeft in deze drie zaken op 10 februari 2006 in zijn conclusies de Hoge Raad geadviseerd de uitspraken van het hof te vernietigen.
De uitspraken van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de Verzekeringskamer, de accountants en de actuaris gegrond geoordeeld en de uitspraken van het hof vernietigd. Het incidentele beroep van de Stichting Vie d’Or is in alle zaken verworpen. De zaken zijn ter verdere behandeling verwezen naar het hof Amsterdam.
In de zaak van de Verzekeringskamer (C04/279HR) heeft de Hoge Raad onder meer beslist dat het hof een verkeerd criterium heeft gehanteerd om te toetsen of de Verzekeringskamer haar toezicht behoorlijk heeft uitgeoefend. Het hof Amsterdam zal alsnog moeten onderzoeken of de Verzekeringskamer in deze zaak, uitgaande van de gegevens waarover zij beschikte en gelet op alle destijds reeds getroffen maatregelen en de (in)effectiviteit daarvan, met het oog op de individuele vermogensbelangen van de polishouders, in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat ook zonder de benoeming van een stille bewindvoerder het gevaar voor een uiteindelijke deconfiture zo veel mogelijk bleef afgewend.
Ook oordeelde de Hoge Raad dat het hof niet of niet goed gemotiveerd is ingegaan op al de argumenten van de Verzekeringskamer, die erop neerkomen dat zij wel voldoende maatregelen heeft genomen om aan de problemen bij Vie d’Or het hoofd te bieden en dat zij, gelet ook op de daaraan verbonden nadelen, nog geen concrete redenen had om eind 1991 een stille bewindvoerder te benoemen. Het hof Amsterdam zal deze argumenten alsnog moeten onderzoeken.
In de zaken van de accountants (C04/281HR) en de actuaris (C04/286HR) heeft de Hoge Raad onder meer beslist aan de hand van welk criterium onderzocht moet worden of de accountants en de actuaris onrechtmatig hebben gehandeld tegenover de polishouders.
Beoordeeld moet worden wat hier van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant respectievelijk actuaris in het kader van een zorgvuldige uitoefening van zijn taak moet worden verlangd. Daarbij moet volgens de Hoge Raad gelet worden op factoren als de specifieke wettelijke regels die er zijn omtrent de financiële verslaggeving van levensverzekeringsmaatschappijen, hoe ernstig de gemaakte fout was, mede gelet op de maatregelen die zij wel hadden genomen en de waarschuwingen die zij wel hadden gegeven, en in welke mate het gevaar van een uiteindelijke deconfiture van Vie d’Or toen voor hen voorzienbaar was.
De Hoge Raad is van oordeel dat het hof niet op alle vereiste factoren heeft gelet en dus niet of niet goed gemotiveerd is ingegaan op al de argumenten die de accountants en de actuaris in dit verband naar voren hadden gebracht. Deze argumenten komen erop neer dat zij de directie en de raad van commissarissen niet hebben misleid over de solvabiliteit van Vie d’Or en dat zij voldoende waarschuwingen hebben gegeven of adequate maatregelen ter verbetering van de situatie bij Vie d’Or hebben getroffen. Het hof Amsterdam zal deze stellingen alsnog moeten onderzoeken.
Samenvatting van de uitspraken van de Hoge Raad van 13 oktober 2006. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde bindend.
Zie voor de volledige uitspraken:
rolnr. C04/279HR (Verzekeringskamer) LJN AW2077
rolnr. C04/281HR (accountants) LJN AW2080
rolnr. C04/286HR (actuaris) LJN AW2082