We kennen allemaal, via film en televisie, de wijze waarop in de Verenigde Staten getuigen worden gehoord. Gisse advocaten onderwerpen de gewillige of minder gewillige getuigen aan een spervuur van vragen, niet zelden tussentijds onderbroken door luide interventies van de andere kant, in termen van objection of move to strike, vergezeld door termen als hearsay, argumentative, leading, calls for speculation, relevance of een verontwaardigde uitroep als badgering the witness. Achter deze filmische werkelijkheid met haar vaak spectaculaire onthullingen op het laatste moment schuilt een fijnmazig juridisch bouwwerk omtrent hoe advocaten (en rechters) met getuigen moeten en mogen omgaan. Zo mag een ‘vijandige’ getuige anders worden bejegend dan een getuige aan de eigen zijde, gelden tijdens een pre-trial deposition deels andere regels dan tijdens de echte zitting, ten overstaan van rechter en/of jury. In veel gevallen wordt een woordelijk verslag gemaakt van de verhoren door middel van hierin gespecialiseerde court reporters.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Ik heb eenmaal mogen meemaken, in een grote internationale arbitrage waarin partijen hadden afgesproken om getuigen the American way te horen, hoe zoiets in werkelijkheid gaat en ik moet zeggen dat ik daarbij stevig onder de indruk ben geraakt van de welhaast ongelofelijke professionaliteit waarmee daarbij door een (door de wederpartij) speciaal ingevlogen procesadvocaat uit New York werd opgetreden. Hoewel wij, net als de wederpartij overigens, onze getuigen grondig hadden voorbereid op het hele circus van direct, cross en re-direct examination door middel van dagenlange op video opgenomen trainingssessies, wist deze advocaat onze getuigen als een danser te bespelen. Niet door vervelende trucjes, niet onbehouwen of intimiderend, maar door middel van een listig samenstel van open en gesloten vragen, gebaseerd op een fabuleuze dossierkennis. Hij spande zorgvuldig een net om iedere getuige op basis van feitelijke piketpaaltjes, waarna hij via een reeks van eerst geruststellende en later steeds meer prikkelende vragen inconsistenties in de verklaringen wist op te sporen en uit te lokken die wij er in onze voorbereiding niet altijd uit hadden weten te krijgen. Hier was werkelijk een meester aan het werk.
De verhoren duurden vele dagen en de ook bij ons aanwezige court reporters zorgden ervoor dat iedere avond, rond een uur of halfnegen, een vele centimeters dik pak papier werd bezorgd met een vrijwel foutloos en woordelijk verslag van hetgeen zich ter zitting had voorgedaan. Zij konden dat doen doordat één reporter op een soort stenoapparaat alles wat gezegd werd invoerde terwijl een tweede de tekst tegelijkertijd op een tweede scherm – waar nodig – corrigeerde. Voor alle zekerheid liep er constant een geluidsband mee, waarvan de opnames voor twijfelgevallen steeds ter beschikking van het arbitraal panel en partijen stonden. Partijen konden zo de zittingen van de daarop volgende dagen minutieus voorbereiden en zowel de (deels) reeds gehoorde als ook de nieuwe getuigen confronteren met de verklaringen zoals die letterlijk waren afgelegd. Wij weten allemaal hoe feilbaar en gekleurd ons menselijk geheugen is en men kan zich dus voorstellen hoe goed een dergelijk systeem kan werken voor de waarheidsvinding.
Ons (civiele) gerechtelijke getuigenverhoor is anders georganiseerd. Bij ons geen court reporters met fancy apparatuur (zoals wij die bijvoorbeeld wel in de Tweede Kamer hebben), niet altijd een driftig schrijvende griffier of rechter, geen goed getrainde ondervragers, geen uitgewerkt systeem van bescherming tegen bepaalde typen vragen, geen opnames, geen letterlijk verslag. Bij ons wél een rechter die zelf een samenvatting dicteert, waarin dus noodzakelijkerwijs een element, althans de schijn, van subjectiviteit schuilt omdat veel van wat is gevraagd en is verklaard niet wordt opgenomen en veel wat er wel in staat nooit letterlijk zo is gezegd. Bij ons geregeld advocaten (‘laat de stagiaire het maar doen, dat is een goede leerschool’) en soms ook rechters met een niet heel grondige dossierkennis en/of grote ervaring en bij ons ook de situatie dat het niet zelden een andere rechter is die het vonnis wijst dan degene die de verhoren heeft afgenomen, met – node – gebruikmaking van het verre van volledige verslag van wat zich werkelijk heeft afgespeeld. Al met al, dunkt mij, een gebrekkige waarborg voor een goede waarheidsvinding en een situatie waarvan wij ons misschien wel moeten afvragen of aan alle eisen van het EVRM omtrent een goede procesvoering is voldaan. En dat terwijl de belangen groot kunnen zijn en het juist bij zaken waarin getuigenbewijs wordt geboden of gelast, gaat om de – vaak beslissende – betekenis daarvan voor de uitkomst van de zaak.
Het kan – en moet misschien wel – anders en ik wil trachten daar wat ideeën over aan te leveren. Het minste dat zou kunnen, en wat mij betreft zou dienen te, gebeuren is dat iedere feitenrechter aan partijen de mogelijkheid biedt voor het mee laten lopen van een band, liefst een videoband (of DVD). Partijen krijgen daarvan een kopie mee en vanzelfsprekend houdt de rechter het origineel en laat die deel uitmaken van het procesdossier. De advocaten krijgen zo de gelegenheid om een veel gedegener en waarheidsgetrouwer (althans controleerbaarder) conclusie na enquète te maken. De rechter kan uit die conclusies putten bij het schrijven van de uitspraak. In twijfelgevallen kan hij de video of DVD gaan bekijken, maar dat zal niet steeds nodig zijn. Tijd wordt bespaard doordat de samenvattingen – en het niet zelden voorkomende gekissebis daarover – komen te vervallen. Op termijn zou het, wat mij betreft, voor de hand liggen wanneer de primaire ondervragingen (direct en cross examination) plaatsvinden door advocaten. Advocaten weten (in eerste instantie) vaak beter wat getuigen wel en niet weten en de rechter kan later op een adequate manier, en onpartijdig, de leemtes vullen of onevenwichtigheden adresseren. Dan zullen er wel goede cursussen moeten komen voor het afnemen van getuigenverhoren, zowel voor rechters als voor advocaten. Ter verdere uitwerking zou het een idee kunnen zijn dat de Balie en de Vereniging voor Rechtspraak, na ter zake deskundig advies te hebben ingewonnen, een gezamenlijk protocol opstellen met spelregels voor de verhoren.
Niet alles wat van de andere kant van de Grote Plas komt moeten we willen overnemen. Op het gebied van het civiele getuigenverhoor kunnen we echter wel degelijk wat leren. Waarheidsvinding is een niet te onderschatten goed dat we langs bovenstaande lijnen, misschien zelfs zonder dat ingrijpende wetswijziging nodig is (een creatieve omgang met artikel 180 Rv. is wel nodig), wellicht nog beter kunnen dienen.
mr. Coen Drion is advocaat bij Kennedy Van der Laan te Amsterdam
C.E. Drion, ‘Het civiele getuigenverhoor’, NJB 2007-38