De Hoge Raad heeft de uitspraken van het hof Amsterdam van 14 februari 2003 vernietigd en de zaken naar dit hof terugverwezen om opnieuw te worden behandeld.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Achtergrond
In het kader van een onderzoek naar fraude in de effectenhandel, het zogenoemde Clickfondsonderzoek, bestond in 1997 het voornemen rechtshulp van de Zwitserse autoriteiten in te roepen. Daarnaast was er een strafrechtelijk financieel onderzoek gaande tegen een wegens drugshandel veroordeelde. Om diverse redenen is besloten tot combinatie van deze twee rechtshulpverzoeken.
De namen van de drie verdachten en hun betrokkenheid bij bepaalde rekeningen zijn pas bekend geworden tijdens het onderzoek dat als gevolg van de verzochte rechtshulp is verricht.
Bij de vervolging van de drie verdachten is als verweer gevoerd, kortweg, dat de Zwitserse autoriteiten door onduidelijkheden in de rechtshulpverzoeken misleid zijn en dat de namen van de verdachten pas bekend zijn geworden nadat de Zwitserse autoriteiten uitvoering hebben gegeven aan het rechtshulpverzoek. Die misleiding zou het gevolg zijn van een afwijking in de Duitstalige versie van het rechtshulpverzoek die een passage bevat die niet voorkomt in de Nederlandstalige versie.
Het hof Amsterdam heeft op 14 februari 2003 het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
Tegen deze uitspraken van het hof heeft het Openbaar Ministerie beroep in cassatie aangetekend. De advocaten van de drie verdachten hebben verweer gevoerd tegen deze cassatieberoepen.
Als advocaten treden op voor verdachte Du C: mr. A.A. Franken te Amsterdam, voor verdachte V: mr. R.A. Fibbe te Rotterdam en voor verdachte A: mr. M. Zee te Purmerend.
Op 29 juni 2004 heeft de advocaat-generaal Wortel in zijn conclusies de Hoge Raad geadviseerd tot vernietiging van de uitspraken van het hof en tot verwijzing van de zaken naar een aangrenzend hof om opnieuw te worden berecht en afgedaan.
Samenvatting van de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden (buiten verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)
De uitspraak van de Hoge Raad houdt, samengevat, het volgende in.
De door het hof gegeven motivering voor de beslissing het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren wordt onvoldoende begrijpelijk geoordeeld. Enerzijds wordt daarin uitgegaan van daadwerkelijke misleiding van de Zwitserse autoriteiten en anderzijds wordt overwogen dat er mogelijkerwijs sprake was van misleiding, terwijl ter terechtzitting van het hof door het Openbaar Ministerie was aangekondigd dat een standpunt van de Zwitserse autoriteiten over de vraag of deze zich daadwerkelijk misleid achtten binnen afzienbare tijd langs officiële weg bekend zou worden. De tekst en opbouw van het – Duitstalige – verzoek kan verder als zodanig niet als misleidend worden beschouwd.
Verder is onvoldoende gemotiveerd het oordeel van het hof dat sprake was van de bedoeling om de Zwitserse autoriteiten te misleiden.
De door het Openbaar Ministerie ingediende cassatiemiddelen worden daarom gegrond geacht en de arresten van het hof zijn vernietigd.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft tot gevolg dat de zaken tegen deze drie verdachten opnieuw moeten worden behandeld door het hof te Amsterdam.