Een uitzendbureau heeft geen verboden onderscheid gemaakt door een boekhouder van Indonesische afkomst niet voor te dragen voor een vacature. De boekhouder draagt zelfontworpen kleding van in Indonesië vervaardigde stoffen met een batikmotief. Het uitzendbureau vond hem om die reden niet geschikt om voor te dragen bij een bedrijf dat strikte representativiteitseisen stelt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De CGB heeft voor het eerst vastgesteld dat door het hanteren van een kledingvoorschrift indirect onderscheid op grond van ras kan worden gemaakt. Hiervan is in dit geval geen sprake omdat niet gebruikelijk is dat mensen van Indonesische afkomst kleding dragen zoals deze boekhouder. Zijn kleding vormt – zoals hij ook uitdrukkelijk heeft erkend – een persoonlijke uiting van zijn Indonesische afkomst.
In het verleden heeft de CGB geoordeeld dat het verbieden van religieuze kledingstukken zoals hoofddoek, djelaba en lange rokken kan leiden tot verboden onderscheid op grond van godsdienst. Ook op de grond ras kan bescherming worden gekregen voor bepaalde hiertoe te herleiden kleding. In deze zaak werd echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat betreffende kleding door meer leden van een etnische groep wordt gedragen.