Een onderneming kan onder voorwaarden voor de boekwinsten behaald met het verkopen van bedrijfsmiddelen een herinvesteringsreserve vormen. Met de herinvesteringsreserve verkrijgt de onderneming uitstel van belastingheffing over de boekwinst. Eén van de voorwaarden voor de vorming van een herinvesteringsreserve bij vervanging van bedrijfsmiddelen waarover niet of in meer dan tien jaar wordt afgeschreven, is dat het vervreemde en vervangende bedrijfsmiddel binnen de onderneming eenzelfde economische functie hebben.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Onlangs heeft Rechtbank Haarlem in een feitelijke procedure uitspraak gedaan over de vraag of de economische functie van twee verhuurde panden binnen de onderneming dezelfde was als de functie van het aangekochte beleggingspand.
In deze procedure had de huurder een koopoptie op de panden direct uitgeoefend, maar was niet verplicht de panden daadwerkelijk af te nemen. Daardoor was het voor de bv tot de uiterste leveringsdatum onzeker of ze de panden daadwerkelijk zou moeten leveren, en behoorden de panden nog tot haar vermogen. Nu de verhuurde panden naar het oordeel van de rechtbank ook een beleggingsfunctie voor de bv hadden, was aan de eis van eenzelfde economische functie voldaan.
Een onderneming kan onder voorwaarden voor de boekwinsten behaald met het verkopen van bedrijfsmiddelen een herinvesteringsreserve vormen. Met de herinvesteringsreserve verkrijgt de onderneming uitstel van belastingheffing over de boekwinst. Eén van de voorwaarden voor de vorming van een herinvesteringsreserve bij vervanging van bedrijfsmiddelen waarover niet of in meer dan tien jaar, wordt afgeschreven, is dat het vervreemde en vervangende bedrijfsmiddel binnen de onderneming eenzelfde economische functie hebben. Onlangs kwam dit in een zaak voor Rechtbank Haarlem aan de orde. De zaak was vereenvoudigd weergegeven als volgt.
Een fiscaal gevoegde dochter van een bv exploiteerde van 1998 tot 12 december 2000 een hotel in twee panden. Deze panden werden gehuurd van een zustervennootschap, die ook deel uitmaakte van de fiscale eenheid. De hotelonderneming werd op 12 december 2000 verkocht aan een extern hotelbedrijf. Dit bedrijf werd vanaf die datum ook de huurder van de panden en ging daartoe een verhuurovereenkomst aan voor een periode van 10 jaar. Het hotelbedrijf verkreeg op 12 december 2000 tevens een koopoptie op de panden tot 28 februari 2001. Het hotelbedrijf oefende de koopoptie op dezelfde datum uit. Volgens het koopcontract was de uiterste leverdatum 28 februari 2001. Zou de levering in deze periode niet hebben plaatsgevonden, dan was de koopovereenkomst van rechtswege ontbonden en was het hotelbedrijf geen schadevergoeding verschuldigd aan de bv. De levering van de panden vond op 28 februari 2001 plaats. De (fiscale eenheid van) bv realiseerde op deze datum een boekwinst van ruim € 1,6 mln die de bv in een herinvesteringsreserve opnam. In april 2001 kocht de bv een bedrijfsverzamelgebouw, waarbij de bv de herinvesteringsreserve op de koopprijs van dit pand in mindering bracht.
De inspecteur was van mening dat de bv de boekwinst op de panden niet in een herinvesteringsreserve mocht opnemen. Hij was van mening dat de verkochte panden en het aangekochte pand geen zelfde economische functie binnen de onderneming van de bv vervulden. De verkochte panden waren in ‘eigen gebruik’ terwijl het aangekochte pand een andere functie had.
De rechtbank was van oordeel dat de verkochte panden, die de bv op 12 december 2000 bij wijze van belegging langdurig was gaan verhuren, vanaf dat tijdstip binnen de onderneming niet langer de functie ‘eigen gebruik’ meer hadden maar de functie belegging. De ‘vrijblijvende koopovereenkomst’ naast de huurovereenkomst van 12 december 2000 had volgens de rechtbank geen verandering van de economische functie van de panden binnen de onderneming van de bv teweeggebracht. De huurder had weliswaar de koopoptie op de panden direct uitgeoefend, maar was niet verplicht de panden daadwerkelijk af te nemen. Daardoor was het tot 28 februari 2001 voor de bv nog geheel onzeker of ze de panden daadwerkelijk aan het hotelbedrijf zou moeten overdragen. De panden behoorden vanaf 12 december 2000 economisch nog steeds tot het vermogen van de bv.
Op grond van deze omstandigheden was de rechtbank van oordeel dat de panden vanaf
12 december 2000 een beleggingsfunctie (verhuur aan derden) hadden. Daardoor was aan de eis voldaan dat het vervreemde en vervangende bedrijfsmiddel economisch dezelfde plaats innamen in de onderneming. De inspecteur had het voornemen van de bv in februari 2001 tot herinvestering niet bestreden. Daardoor mocht de bv een herinvesteringsreserve vormen voor de bij de vervreemding in 2001 behaalde boekwinst en die afboeken op de aankoopprijs van het bedrijfsverzamelgebouw.
De rechtbank stelde de bv in het gelijk.