De rechtbank heeft het beroep van betrokkene, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar, niet-ontvankelijk verklaard, omdat betrokkene tegen het bestreden besluit geen nadere gronden heeft ingediend.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Uit de door de rechtbank gevolgde handelwijze blijkt dat betrokkene niet de op grond van de Procesregeling bestuursrecht gebruikelijke termijn van vier weken heeft gekregen om de gronden van het beroep aan te vullen, maar dat haar is gevraagd dit “zo spoedig mogelijk” te doen. Gezien het feit dat de rechtbank het beroep ter zitting van 8 augustus 2006 heeft behandeld, terwijl pas op 1 augustus 2006 bleek dat het beroep, op grond van artikel 6:20, vierde lid, Awb geacht wordt mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit met betrekking tot het niet tijdig beslissen, was die termijn toen kennelijk al voorbij.
De reeds vastgestelde datum van de zitting is voor de rechtbank dus bepalend geweest voor de lengte van de door de rechtbank gegunde termijn voor het aanvullen van gronden. De Centrale Raad van Beroep acht deze handelwijze in strijd met de goede procesorde, omdat aan betrokkene daarmee een onaanvaardbare korte termijn voor het aanvullen van gronden werd gegund.