Rechtbank Breda heeft in een overigens sterk feitelijke procedure beslist dat een als onzakelijk gekwalificeerde bedrijfslast de daarmee verband houdende schuld niet automatisch ook onzakelijk maakt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De procedure betrof een groepsvennootschap, een bv, die in 2000 van een andere groepsvennootschap als een van de hoofdelijke groepsschuldenaars een fors bedrag aan kosten toebedeeld kreeg. Deze groepsvennootschappen bleven de gefactureerde bedragen schuldig. De bv had in haar aangifte over 2001 een rentebedrag over het schuldig gebleven bedrag ten laste van haar winst gebracht. De inspecteur had bij de aanslagregeling over 2001 dit rentebedrag buiten aanmerking gelaten, maar had zich voor de rechtbank geheel gericht op de vrijwel volledige niet-aftrekbaarheid van de gefactureerde kosten.
De rechtbank stelde de inspecteur op dit punt in het gelijk, maar niet wat betreft de niet-aftrekbaarheid van de rentelast van het schuldig gebleven bedrag. Wat de inspecteur in de procedure had gesteld, had alleen betrekking op het onzakelijk karakter van de gefactureerde kosten, maar niet op de rente. De rente was naar het oordeel van de rechtbank daarom wel aftrekbaar.
Rechtbank Breda heeft in een overigens sterk feitelijke procedure beslist dat een als onzakelijk gekwalificeerde bedrijfslast de daarmee verband houdende schuld niet automatisch ook onzakelijk maakt. De procedure betrof een groepsvennootschap, een bv, die in 2000 van een andere groepsvennootschap als een van de hoofdelijke groepsschuldenaars (omgerekend circa) € 500.000 aan kosten toebedeeld kreeg. De kosten waren door de andere groepsmaatschappij in enige jaren vóór 2000 gemaakt en pas in 2000 gefactureerd aan de nog overgebleven groepsvennootschappen. Deze groepsvennootschappen bleven de gefactureerde bedragen schuldig. De bv had in haar aangifte over 2001 een rentepost van € 95.294 ten laste van de winst gebracht. De bv deed over 2001 aangifte naar een negatief bedrag.
De inspecteur liet slechts een bedrag van € 453 als kosten in aftrek toe, omdat het zakelijk karakter van het resterende bedrag zou ontbreken. Ook liet hij de rentepost buiten aanmerking. De door hem gecorrigeerde aangifte leidde tot een positief bedrag, maar door verrekening van verliezen uit het verleden legde hij voor 2001 een nihilaanslag op. De bv maakte bezwaar tegen de opgelegde nihilaanslag en de gelijktijdig vastgestelde verliesbeschikking en verliesverrekeningsbeschikking.
De rechtbank stelde de inspecteur wat betreft de niet-aftrekbaarheid van de gefactureerde kosten in het gelijk, maar niet wat betreft de niet-aftrekbaarheid van de rentelast van het schuldig gebleven bedrag. Wat de inspecteur in de procedure had gesteld, had alleen betrekking op het onzakelijk karakter van de ten laste van de winst gebrachte kosten, maar niet op de rente. Dat de kosten een onzakelijk karakter hadden, hield volgens de rechtbank nog niet in dat daarmee ook automatisch de schuld als onzakelijk moest worden gekwalificeerd. Daarom was in dit geval het rentebedrag van € 95.294 wel aftrekbaar.