Het heffen van belasting van auto’s met buitenlands kenteken wegens aanvang van het gebruik van de weg in een lidstaat komt in strijd met het beginsel van vrij verkeer van diensten volgens het EG-verdrag als bij die heffing geen rekening wordt gehouden met de duur van de huurovereenkomst of met het gebruik van het wegennet met een buitenlandse auto.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het Europese Hof van Justitie heeft dit in mei 2008 beslist op prejudiciële vragen van de Hoge Raad. De procedure betrof een inwoner van Nederland die van zijn werkgever de beschikking kreeg over een auto met een Belgisch kenteken. De werknemer gebruikte de auto hoofdzakelijk in Nederland, zowel privé als voor zijn werk. Bij een tweede wegcontrole in 2002 kreeg hij een naheffingsaanslag bpm van € 17.951, verhoogd met 50% boete.
De Hoge Raad heeft onlangs arrest gewezen in de onderhavige zaak. Hij vernietigde de naheffingsaanslag bpm wegens het ontbreken van een deugdelijke wettelijke grondslag. Per 1 februari 2007 kent de Wet bpm overigens wel een regeling die een evenredige heffing mogelijk maakt.
Als u in Nederland woont en Nederland binnenrijdt in een auto met een buitenlands kenteken, bent u in beginsel bpm (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) verschuldigd. Dit lijdt in bepaalde gevallen uitzondering, bijvoorbeeld indien u beschikt over een vrijstelling bpm. Zo bestaat er een bpm-vrijstelling voor werknemers en een bpm-vrijstelling voor ondernemers. Ook het gebruik in Nederland van een buitenlandse huurauto tot aan het einde van de tweede dag die volgt op de dag van binnenkomst in Nederland leidt niet tot heffing van bpm. In andere gevallen bent u wel bpm verschuldigd, maar alleen voor zover u al eerder bent aangehouden én aan u een ‘Informatieformulier buitenlandse kentekens’ (hierna Informatieformulier) is uitgereikt. De op 1 oktober 2006 in werking getreden Leidraad bpm van de belastingdienst bevat onder meer herstelbeleid dat aangeeft in welke gevallen herstel wordt geboden opdat niet direct naheffing van bpm zal hoeven plaats te vinden.
De Hoge Raad had op 18 januari 2008 aan het Europese Hof van Justitie (hierna: EG-Hof) zogeheten prejudiciële vragen gesteld over de rechtmatigheid van de heffing van bpm in een specifieke situatie. De procedure betrof een inwoner van Nederland die van zijn werkgever de beschikking kreeg over een auto met een Belgisch kenteken. De werknemer gebruikte de auto hoofdzakelijk in Nederland, zowel privé als voor zijn werk. Bij een tweede wegcontrole in 2002 kreeg hij een naheffingsaanslag bpm € 17.951, verhoogd met 50% boete.
Het EG-Hof heeft op 22 mei 2008 uitspraak gedaan en gaf aan dat een zodanige heffing in strijd komt met het beginsel van vrij verkeer van diensten volgens het EG-verdrag, als bij die heffing geen rekening wordt gehouden met de duur van de huurovereenkomst of met het gebruik van het wegennet met de desbetreffende auto. In de onderhavige procedure van de Hoge Raad hield de toenmalige Wet bpm met dit laatste geen rekening.
De staatssecretaris van Financiën gaf in zijn reactie op het arrest van het EG-Hof aan dat de Hoge Raad de zaak maar moest verwijzen naar een gerechtshof. Dat hof zou dan nog moeten vaststellen hoe hoog de heffing zou zijn, indien deze evenredig zou zijn aan het gebruik van de auto op het Nederlandse wegennet. De Hoge Raad wees deze suggestie af. De rechter zou dan een gebrek in de Wet bpm moeten repareren op een wijze die niet past binnen het stelsel van deze wet. Ook was niet uit de Wet bpm of uit de wetsgeschiedenis eenduidig af te leiden welk bedrag aan bpm de Nederlandse wetgever voor een situatie als de onderhavige zou hebben willen heffen als de wetgever zich bewust zou zijn geweest van de strijdigheid met het EG-verdrag en deze strijdigheid had willen vermijden.
De Hoge Raad vernietigde daarop de naheffingsaanslag bpm wegens het ontbreken van een deugdelijke wettelijke grondslag.
Per 1 februari 2007 kent de Wet bpm overigens wel een regeling die een evenredige heffing mogelijk maakt. Via het Belastingplan 2007 is deze regeling getroffen.