Rechtbank Arnhem heeft in een sterk feitelijke procedure beslist dat de zakelijke betrekkingen van een gepensioneerde ondernemer met Nederland doorslaggevend waren voor de vaststelling van zijn fiscale woonplaats. De man verbleef een gedeelte van het jaar (gemiddeld zes maanden) in Zwitserland en een gedeelte van het jaar (gemiddeld vier maanden) in Nederland.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Om te bepalen waar het duurzame middelpunt van zijn levensbelangen zich bevond, achtte de rechtbank in deze zaak met name het element van de tijdsperiode die werd doorgebracht in beide landen en het element van de zakelijke betrekkingen van onderscheidend belang. In dit geval liet de rechtbank het element van de zakelijke betrekkingen zwaarder wegen dan het feit dat de man gemiddeld twee maanden per jaar meer in Zwitserland verbleef dan in Nederland.
De fiscale woonplaats van natuurlijke personen kan in sommige gevallen niet eenduidig worden vastgesteld, bijvoorbeeld indien iemand in twee (of meerdere) landen een duurzame woning heeft. Het hangt dan af van de feiten en omstandigheden van het geval. Illustratief hierbij is een recente uitspraak van Rechtbank Arnhem.
De procedure betrof een gepensioneerde zakenman die eind 1992 tezamen met zijn vrouw naar Zwitserland was geëmigreerd. Hij was in 2000 enig bestuurder van drie stichtingen administratiekantoren van vennootschappen. Via deze stichtingen behield hij nog steeds de zeggenschap over de in Nederland gevestigde onderneming, die hij in zijn actieve periode had geleid en waarvan zijn kinderen nu de certificaten van aandelen bezaten. Verder bezat de man alle aandelen van een bv die in 2000 een vordering had van € 14,5 op een beheersmaatschappij waarin feitelijk de onderneming werd gedreven. De man had begin 2000 de aandelen van een houdster-bv verkocht waarvan de directie sinds 1992 werd gevoerd op Curaçao. Op dezelfde dag kocht hij de aandelen in de bv, een dochtervennootschap van de houdster-bv, nadat de houdster-bv de activa naar de dochtervennootschap had overgebracht. De inspecteur betrok bij de aanslagregeling over 2000 de aanmerkelijkbelangwinst van ca € 12,5 mln (f 27,5 mln) van de man op de houdster-bv in de Nederlandse belastingheffing. De man stelde dat dat onterecht was omdat hij reeds in 1992 inwoner van Zwitserland was geworden.
De rechtbank ging een hele reeks feitelijkheden na om vast te stellen in welk land het echtpaar in 2000 de fiscale woonplaats had. Dat was nodig omdat het hoofdcriterium voor de vaststelling van de fiscale woonplaats (de plaats waar men een duurzame woongelegenheid heeft) geen uitsluitsel bood. Het echtpaar stond zowel in Nederland als in Zwitserland een appartement ter beschikking. Het koopappartement in Zwitserland was zelfs drie maal zo duur als het appartement in Nederland. Verder had het echtpaar per jaar gemiddeld meer tijd in Zwitserland doorgebracht dan in Nederland. De man had in 1999 tot en met 2001 gemiddeld zes maanden in Nederland doorgebracht, vier maanden in Nederland en de rest elders. Zijn vrouw had in deze periode gemiddeld vijf maanden in Zwitserland doorgebracht, vijf maanden in Nederland en de rest elders. Kinderen en kleinkinderen woonden nog in Nederland. Het echtpaar had voor het overige zowel in Nederland als in Zwitserland een bescheiden vrienden- en kennissenkring. Verder werd nog een aantal andere zaken als feiten aangevoerd: het energieverbruik in beide appartementen, de tv-aansluiting, het krantenabonnement, de diverse afgesloten verzekeringen, de verreden kilometers met de gebruikte auto’s, het kerkbezoek, de plaats waar de verjaardagen en de jaarwisselingen worden gevierd en dergelijke. De rechtbank was echter van oordeel dat al deze feiten te weinig onderscheidend van karakter waren om van doorslaggevende betekenis te kunnen zijn voor de fiscale woonplaatsbepaling.
De rechtbank was van mening dat in het onderhavige geval het element verblijfsduur in beide landen en het element van zakelijke betrekkingen wel enig onderscheidend vermogen hadden. De rechtbank liet het element zakelijke betrekkingen zwaarder wegen dat het feit dat de man in 1999 tot en met 2001 gemiddeld twee maanden per jaar langer in Zwitserland verbleef dan in Nederland. De omstandigheid dat de man enig bestuurder was van zijn stichtingen en daarmee nog de volledige zeggenschap behield over de in Nederland gevestigde onderneming en ook via de middellijke vordering van € 14,5 op deze onderneming een economisch belang had, waren zwaarwegend. De rechtbank kwam tot het oordeel dat de fiscale woonplaats van man in het onderhavige jaar 2000 in Nederland was. Ook voor de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en Zwitserland oordeelde de rechtbank dat de fiscale woonplaats van de man in Nederland was. De inspecteur had volgens de rechtbank de aanmerkelijkbelangwinst terecht in de Nederlandse belastingheffing betrokken. Wel ver nietigde de rechtbank de door de inspecteur opgelegde vergrijpboete van € 1 mln. Het standpunt van de man over zijn fiscale woonplaats was in redelijkheid alleszins verdedigbaar.
Opmerking
De fiscale woonplaats van een natuurlijk persoon wordt volgens de wet beoordeeld naar de omstandigheden. Daarbij zijn diverse factoren van belang. Ook belastingverdragen en de Belastingregeling voor het Koninkrijk in de relatie met de Nederlandse Antillen en Aruba bevatten hiervoor enige criteria. Van de meest voorkomende criteria noemen we:
- het land waar de belastingplichtige duurzaam een woning ter beschikking staat;
- het land waarmee de persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn;
- het land waar de belastingplichtige gewoonlijk verblijft;
- nationaliteit van de belastingplichtige.
Kan de woonplaats aan de hand van deze criteria niet vastgesteld worden, dan kunnen de landen dit via de in de meeste verdragen opgenomen onderlinge overlegprocedure alsnog vaststellen.
Het belang van de vaststelling van de woonplaats in Nederland ligt hierin dat een binnenlands belastingplichtige in Nederland onbeperkt belastingplichtig is. Hij wordt voor zijn totale wereldinkomen in Nederland belast en krijgt eventueel een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting voor inkomen uit het buitenland. Daarentegen is een buitenlands belastingplichtige slechts beperkt belastingplichtig en wordt alleen belast voor zover hij inkomen heeft uit Nederlandse inkomensbronnen voor zover een verdrag daarop geen inbreuk maakt.