Hof Amsterdam heeft onlangs beslist dat met het intrekken van het zelf ingestelde (principaal) hoger beroep de bestaansgrond van het incidenteel hoger beroep van de wederpartij toch niet kwam te ontvallen. Het hof vond voor zijn oordeel een aanknopingspunt in een arrest van de Hoge Raad uit 2001.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In dat arrest had de Hoge Raad aangegeven dat de niet-ontvankelijkheid van een principaal beroep in cassatie alleen in specifieke gevallen een beletsel kan zijn voor de ontvankelijkheid van het incidenteel beroep in cassatie. Dat is het geval als het principaal beroep in cassatie buiten de cassatietermijn is ingediend zonder dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding of dat sprake is van een te late betaling van het griffierecht of van een onbevoegdheid van de indiener.
De wet kent naast de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep ook de mogelijkheid tot het instellen van incidenteel hoger beroep. Het ‘echte’ hoger beroep wordt dan ‘principaal hoger beroep’ genoemd. De gedachte achter incidenteel hoger beroep is om degene die geen hoger beroep heeft ingesteld de gelegenheid te bieden om bij hoger beroep van de wederpartij zijn stellingen van het eerste beroep ook aan een hogere rechter te kunnen voorleggen als de eerste rechter deze stellingen heeft afgewezen of onbehandeld heeft gelaten. Met een verweerschrift tegen het principaal hoger beroep kan men incidenteel hoger beroep instellen. Dan moet in het verweerschrift wel duidelijk kenbaar zijn gemaakt dat het geschrift een incidenteel hoger beroep betreft. Verder moet het incidenteel hoger beroep -net als het principaal hoger beroep- zijn gemotiveerd. Volgens rechtspraak lijkt weinig of geen ruimte te zijn om na het verweerschrift in hoger beroep nog incidenteel hoger beroep in te kunnen stellen. Het is mogelijk om in het incidenteel hoger beroep nieuwe grieven en verweren aan te voeren voor zover de goede procesorde zich daartegen niet verzet. Voor het instellen van incidenteel hoger beroep is (vooralsnog) geen griffierecht verschuldigd.
Er bestaat ook de mogelijkheid tot incidenteel beroep in cassatie. De regels hiervoor zijn dezelfde als die van principaal beroep in cassatie. De wederpartij krijgt de vier weken de tijd om daarop te antwoorden en er bestaat vervolgens nog de mogelijkheid van repliek en dupliek. Het incidenteel beroep in cassatie moet uiterlijk in of tegelijk met het verweerschrift worden ingesteld. Als een bestuursorgaan (zoals een belastinginspecteur) incidenteel beroep instelt en dat verliest, dan kan dat onder voorkomende gevallen aanleiding zijn tot een dubbele proceskostenveroordeling. Immers, de burger of bedrijf maakt zowel voor het zelf ingestelde beroep in cassatie als door het bestuursorgaan ingestelde incidentele beroep in cassatie kosten. De Hoge Raad heeft in 2005 al eens in deze zin beslist.
Hof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of met het intrekken van het zelf ingestelde principaal hoger beroep de bestaansgrond van het incidenteel hoger beroep komt te ontvallen. In deze zaak had een bv tegen een uitspraak van Rechtbank Haarlem een principaal hoger beroep ingediend en de inspecteur daarop een incidenteel hoger beroep. De bv had vervolgens het principaal hoger beroep ingetrokken en nam het standpunt in dat het incidenteel hoger beroep daarmee ook zou worden ingetrokken, omdat dit zonder het principaal hoger beroep geen materiële of formele betekenis zou hebben.
Het hof ontleende aan de wetsgeschiedenis van de wetsbepaling over incidenteel hoger beroep dat op de vraag geen eenduidig antwoord is te geven. Het hof vond wel een aanknopingspunt in een arrest van de Hoge Raad uit 2001. In dat arrest had de Hoge Raad aangegeven dat de niet-ontvankelijkeheid van een principaal beroep in cassatie alleen in specifieke gevallen een beletsel kan zijn voor de ontvankelijkheid van het incidenteel beroep in cassatie. Dat is het geval als het principaal beroep in cassatie buiten de cassatietermijn is ingediend zonder dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, een te late betaling van het griffierecht of de onbevoegdheid van de indiener.
Het hof ontleende hieraan de conclusie dat als bovengenoemde omstandigheden zich niet voordeden, het incidenteel hoger beroep toch in stand blijft. Het hof ging vervolgens over tot de inhoudelijke beoordeling van het geschil.