Mw. Post is op 25 mei 1987 door het hof ‘s-Gravenhage veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf wegens doodslag en valsheid in geschrift. Het hof achtte bewezen dat zij op 22 augustus 1986 in Leidschendam het bejaarde slachtoffer bij wie zij regelmatig werkte in de woning van het slachtoffer heeft gewurgd en dat zij kascheques van het slachtoffer heeft verzilverd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Voor het bewijs heeft het hof vooral gebruik gemaakt van de bekennende verklaring die mw. Post op 11 september 1986 tegenover de politie heeft afgelegd. Uit de bewijsvoering van het hof volgt dat het tijdstip van overlijden van het slachtoffer op 22 augustus 1986 moet hebben gelegen tussen 18.00 uur (het tijdstip waarop de aanvraagster volgens die bekennende verklaring naar de woning van het slachtoffer is vertrokken) en 19.10 uur (het tijdstip waarop het slachtoffer dood is aangetroffen).
Naar aanleiding van het strafproces tegen mw. Post heeft prof. dr. P.J. van Koppen zich, mede namens zijn collega’s prof. dr. H.L.F.M. Crombag en dr. J.T. Israëls, tot de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) gewend met het verzoek tot het verrichten van een onderzoek in deze zaak. De CEAS heeft een onderzoek noodzakelijk geacht en voor dat onderzoek een driemanschap aangewezen. In zijn rapport adviseerde het driemanschap het College van procureurs-generaal het dossier over te dragen aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad om een herzieningsprocedure in overweging te kunnen nemen.
Herzieningsverzoek
Namens mw. Post heeft mr. G.G.J. Knoops, advocaat in Amsterdam, bij de Hoge Raad een aanvrage tot herziening van de uitspraak van het hof ingediend. Op 4 juni 2008 heeft de raadsman de aanvrage bij de Hoge Raad mondeling toegelicht.
In het herzieningsverzoek wordt onder meer als novum aangevoerd dat uit nader onderzoek is gebleken dat het tijdstip van overlijden van het slachtoffer, waarvan het hof is uitgegaan, niet juist kan zijn.
Advocaat-generaal mr. W. Vellinga heeft op 21 april 2009 de Hoge Raad geadviseerd het herzieningsverzoek toe te wijzen (zie LJN BI1689).
De herzieningsprocedure
Onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk dat inbreuk wordt gemaakt op het uitgangspunt dat een onherroepelijk veroordeling door de strafrechter definitief is. Dat is het geval als een aanvrage tot herziening van zo’n veroordeling wordt gedaan en na onderzoek gegrond wordt bevonden. Dat kan als het gaat om een nieuwe feitelijke omstandigheid (een zogenaamd ‘novum’) die bij het onderzoek op de terechtzitting niet aan de rechter bekend was en die het ernstige vermoeden wekt dat die, als de rechter daarmee wel bekend was geweest, tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie of vrijspraak van de aanvrager zou hebben geleid. Dit buitengewone rechtsmiddel van herziening kan leiden tot heropening van een strafproces dat met een onherroepelijke veroordeling was afgerond.
Uitspraak
De Hoge Raad zal op dinsdag 23 juni 2009 om 12.00 uur uitspraak doen op het herzieningsverzoek.
Plaats: grote zittingzaal, Kazernestraat 52, Den Haag.
De uitspraak met een samenvatting (zaaknr. 01631/06) zal rond 12.15 uur worden gepubliceerd op de website rechtspraak.nl. De samenvatting zal tegelijkertijd aan de pers worden gemaild.
Na afloop van de zitting zal in de centrale hal van de Hoge Raad de samenvatting van de uitspraak gereed liggen voor belangstellenden.