Rechtbank Arnhem heeft in een feitelijke procedure beslist dat een Nederlandse scheepskapitein in buitenlandse dienst recht had op een voorkoming van dubbele belasting.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De kapitein werkte op een schip voor een in de Verenigde Staten gevestigde werkgever en ontving daarvoor (buitenlands) inkomen. De exploitant van het schip was gevestigd op de Nederlandse Antillen. De rechtbank toetste alle door de inspecteur aangehaalde heffingmogelijkheden uit het belastingverdrag met de VS.
Volgens de verdragsbepalingen was Nederland niet heffingsbevoegd over de buitenlandse inkomsten van de kapitein. Aangezien de kapitein woonachtig was in Nederland, mocht Nederland het totale wereldinkomen van de kapitein in de belastingheffing betrekken, maar had de kapitein wel recht op een vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting voor de buitenlandse inkomsten.
Als u in Nederland woont en inkomsten uit het buitenland ontvangt, dan heeft u onder voorwaarden recht op een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting. De door Nederland afgesloten belastingverdragen geven onder meer aan welk land over welke inkomensbestanddelen mag heffen en ook hoe de voorkoming moet worden berekend. Wanneer u woont in Nederland en werkt in een land waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft afgesloten, dan heeft u op basis van het Besluit voorkoming van dubbele belasting (hierna: Besluit) onder omstandigheden ook recht op een voorkoming. Hoe uiteindelijk de voorkoming in een concreet geval uitpakt hangt dus van veel factoren af.
De Rechtbank Arnhem heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of een Nederlandse scheepskapitein in buitenlandse dienst recht had op een voorkoming van dubbele belasting. De zaak was kort weergegeven als volgt.
Een in Nederland woonachtige scheepskapitein werkte in 2004 enige maanden op een passagiersschip voor een in de Verenigde Staten gevestigde werkgever. De kapitein had de Nederlandse nationaliteit. De werkgever betaalde de kapitein in US dollars voor zijn kapiteinswerk zonder inhouding van bronbelasting. Het schip voer onder Nederlandse vlag en had een Nederlandse zee- en meetbrief. Het schip had de Carribean als vaargebied en Florida als thuishaven. De exploitant van het schip was gevestigd op de Nederlandse Antillen.
In zijn aangifte inkomstenbelasting over 2004 verzocht de kapitein om een vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting over de inkomsten van zijn Amerikaanse werkgever. De inspecteur weigerde dat echter. Hij deed een beroep op een specifieke verdragsbepaling. Het betrof de verdragsbepaling over de heffingsbevoegdheid van de staten (Nederland of de VS) over de beloning die een inwoner van een van die staten uit dienstbetrekking geniet als lid van de vaste bemanning van een schip of een luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd. Deze inkomsten zijn slechts in de staat belastbaar waar dat bemanningslid inwoner van is.
Het belastingverdrag met de VS heeft een eigen definitie van de uitdrukking ‘internationaal verkeer’. Het gaat hier kortgezegd om vervoer dat plaatsvindt door een onderneming van een van de verdragsstaten (Nederland en de Verenigde Staten). In deze zaak stond echter vast dat de exploitant van het schip was gevestigd op de Nederlandse Antillen, en dus niet in Nederland of de Verenigde Staten. De inspecteur was niettemin van mening dat voor de uitleg van deze uitdrukking kon worden volstaan met de betekenis daarvan in het normale spraakgebruik. Dat wees de rechtbank af. De inspecteur had voor het overige geen argumenten aangehaald op grond waarvan Nederland heffingsrecht zou hebben over de buitenlandse inkomsten van de kapitein. Voor de vraag of de kapitein recht had op een voorkoming van dubbele belasting zag de rechtbank zich niet beperkt tot de standpunten van partijen en besloot zelfstandig het verdrag uit te leggen op de onderhavige situatie.
De rechtbank stelde vast dat de kapitein zijn werkzaamheden alleen in de VS had verricht en dat de exploitant van het schip niet in de VS was gevestigd, maar -niet in geschil tussen de partijen- op de Nederlandse Antillen. Deze beide feiten leidden ertoe dat Nederland geen heffingsrecht kon doen gelden over de inkomsten uit de kapiteinswerkzaamheden. Ook anderszins (de zogeheten 183-dagenregel) kon Nederland geen heffingsrecht doen gelden.
De rechtbank concludeerde dat de kapitein recht had op een vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting over zijn buitenlandse inkomsten en stelde hem in het gelijk.