Rechtbank Haarlem heeft uitspraak gedaan in een zaak waarin bezwaar was aangetekend tegen een door de inspecteur afgegeven verklaring arbeidsrelatie (VAR).
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Een belastingadviseur die vanuit zijn eigen vennootschap werkzaamheden voor een derde partij verrichtte op grond van een managementovereenkomst, had de belastingdienst verzocht om een VAR-dga af te geven. De inspecteur kende echter een VAR-loon toe. De belastingadviseur was van mening dat zijn werkzaamheden voor rekening en risico van zijn vennootschap werden uitgevoerd. De rechtbank zag in de managementovereenkomst geen belemmering om een dienstbetrekking aan te nemen en volgde de zienswijze van de inspecteur.
Rechtbank Haarlem heeft uitspraak gedaan in een zaak waarin bezwaar was aangetekend tegen een door de inspecteur afgegeven verklaring arbeidsrelatie (VAR). Een belastingadviseur die vanuit zijn eigen vennootschap werkzaamheden voor een derde partij verrichtte op grond van een managementovereenkomst, had de belastingdienst verzocht om een VAR-dga af te geven. De inspecteur kende echter een VAR-loon toe. De belastingadviseur was van mening dat zijn werkzaamheden voor rekening en risico van zijn vennootschap werden uitgevoerd. De rechtbank zag in de managementovereenkomst geen belemmering om een dienstbetrekking aan te nemen en volgde de zienswijze van de inspecteur.
In deze zaak ging het om een directeur-grootaandeelhouder (dga) van een management-bv. Voor zijn werkzaamheden als directeur ontving hij van zijn management-bv een salaris waarop ook loonbelasting werd ingehouden. Deze management-bv sloot met een derde partij (ook een bv) een managementovereenkomst waarin werd opgenomen dat de management-bv een beheervergoeding zou krijgen. Nu de feiten in deze zaak wezen in de richting van een dienstbetrekking, ging de rechtbank in op de criteria hiervan.
De dga stond bekend als het gezicht en boegbeeld van de onderneming. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het de bedoeling van partijen was dat hij de werkzaamheden zelf uitvoerde en stelde daarom dat sprake was van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid. Daarnaast was de opdrachtgever verplicht tot het betalen van een beloning, zelfs indien de dga arbeidsongeschikt zou worden. Dat deze verplichting ten opzichte van de management-bv bestond, deed hier niet aan af. Ten slotte diende belanghebbende bij de invulling van de werkzaamheden voldoende arbeid, vlijt en kennis ten dienste van de opdrachtgevende bv te stellen, waarbij hij de statuten, besluiten en richtlijnen van de bevoegde organen van deze bv moest naleven. Daarom was volgens de rechtbank sprake van een gezagsverhouding. Op grond van het voorgaande kon de rechtbank niet anders oordelen dan dat de belastinginspecteur terecht een VAR-loon had afgegeven.
Deze uitspraak bevestigt dat het sluiten van een managementovereenkomst voor de werkzaamheden van een dga geen zekerheid geeft over de arbeidsrelatie. Omdat deze uitspraak zeer feitelijk van aard is, kan hieruit geen algemene richtlijn worden gedestilleerd. De specifieke feiten van het geval zijn altijd van doorslaggevende invloed. Wel geeft de uitspraak aan dat bij een managementovereenkomst en de feitelijke uitvoering ervan rekening moet worden gehouden met het risico dat de inspecteur de overeenkomst als een dienstbetrekking aanmerkt.