In de literatuur is jarenlang een discussie gevoerd over de vraag of beslag op een kredietruimte mogelijk is. Centraal stond hierbij of kredietruimte die een cliënt bij zijn bank heeft, is te kwalificeren als een vordering van de cliënt op de bank. Hierover bestond in de literatuur en de rechtspraak lange tijd geen eenstemmigheid.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Op 29 oktober 2004 heeft de Hoge Raad deze discussie beslecht met het arrest Van den Berg/Van der Walle (HR 29 oktober 2004, JOR 2004/338). De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aard van de relatie tussen de kredietverlenende bank en de cliënt, het systeem van ons faillissements- en beslagrecht en bezwaren van praktische aard zich ertegen verzetten dat beslag kan worden gelegd op niet-benutte kredietruimte. Het enkele bestaan van een krediet relatie brengt niet met zich mee dat de cliënt reeds op die grond een vordering heeft op de bank. Er bestaat dan ook nog geen voor beslag vatbare vordering van de cliënt op de bank. Ook het wilsrecht van de cliënt dat ligt besloten in de bevoegdheid tot afroep van het krediet is naar zijn aard niet vatbaar voor beslag en executie, omdat dit recht niet kan worden overgedragen. Daarnaast kleven er volgens de Hoge Raad ook enkele praktische bezwaren tegen het leggen van beslag op kredietruimte. Zo mag de derde-beslagene, in dit geval de bank, als gevolg van het beslag niet in een slechtere positie komen te verkeren dan waarin hij stond tegenover de beslagene. De bank loopt hierdoor uiteraard een ongewenst risico, wat het negatieve gevolg zou kunnen hebben dat banken hun kredieten en tarieven voor kredietverlening zullen aanpassen. De conclusie was dus duidelijk: beslag op kredietruimte is niet mogelijk.
In het kader van de aanpak van wanbetalers van de Belastingdienst wordt hierop binnenkort een uitzondering gemaakt. De wetgever heeft een aantal maatregelen aangekondigd ten behoeve van de Belastingdienst om wanbetalers te gaan aanpakken en om contra legem afspraken tussen de Belastingdienst en belastingschuldigen te voorkomen ( J. Tulfer, ‘Overheidsvordering maakt beslag op kredietruimte door Ontvanger mogelijk’, TvI 2009, 4, p. 25). Met het oog hierop zal binnenkort art. 19 Invorderingswet 1990 worden gewijzigd. Onderdeel van deze wijziging is de mogelijkheid om ter zekerheid van de voldoening van overheidsvorderingen beslag te leggen op kredietruimte. Het nieuwe lid 4 van art. 19 Invorderingswet zal hiertoe komen te luiden: ‘Een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1 eerste lid, onderdeel a onder 1, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 is op vordering van de Ontvanger verplicht, in zoverre onder blokkering van onttrekkingen aan de rekening, uit het tegoed van een rekening die een belastingschuldige bij haar heeft alsmede, indien de kredietinstelling en de belastingschuldige in samenhang met die rekening een overeenkomt inzake krediet zijn aangegaan, uit het ingevolge die overeenkomst verstrekte krediet, de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen. De kredietinstelling is verplicht aan de vordering te voldoen, zonder zich daarbij op verrekening te kunnen beroepen. De verplichting tot betaling vervalt een week na de dag van bekendmaking van de vordering aan de kredietinstelling.’
Deze ‘overheidsvordering’ wordt door de wetgever juridisch gekwalificeerd als een vereenvoudigd executoriaal derdenbeslag. Hiermee is voor de overheid de mogelijkheid geschapen om executoriaal beslag te leggen op kredietruimte. Naar alle waarschijnlijkheid zal deze wijziging nog in 2009 in werking treden.
mr. N.J. Meuwese, BANNING Advocaten