Een familierelatie met een rechtsbijstandverlener sluit het recht op een proceskostenvergoeding niet bij voorbaat uit. Ook Rechtbank Leeuwarden heeft onlangs in deze zin beslist. Aan het recht op een proceskostenvergoeding zijn wel voorwaarden verbonden. Zo moet sprake zijn van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en moet vaststaan dat de kosten op de procespartij drukken. Dit kan blijken uit nota’s of betalingsbewijzen vanwege verleende rechtsbijstand. In de procedure voor de rechtbank overlegde een vrouw de opdrachtbevestiging, een bankafschrift en de nota van haar zoon die als zelfstandig belastingadviseur werkzaam was. Voor de rechtbank was daarmee de zakelijke relatie tussen de vrouw en haar zoon voldoende komen vast te staan. In de betreffende procedure werd de gemeente veroordeeld tot proceskostenvergoeding van € 161.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Als u een procedure geheel of gedeeltelijk wint of lopende de rechtszaak aan uw beroep wordt tegemoetgekomen, dan kan de rechter u een proceskostenvergoeding toekennen. De te vergoeden kosten zijn in beginsel op vaste bedragen gebaseerd, waardoor de werkelijke kosten geen rol spelen. U komt voor een vergoeding van proceskosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand slechts in aanmerking, als blijkt dat een derde daadwerkelijk rechtsbijstand heeft verleend en dat de daarmee gemoeide kosten op u drukken. Daartoe is een bewijs (bijvoorbeeld een nota van de adviseur) nodig. Het bestaan van een familierelatie met de rechtsbijstandsverlener lijkt een belemmering te kunnen zijn voor het recht op een proceskostenvergoeding, maar is dat in beginsel niet. Beide elementen kwamen in een uitspraak van Rechtbank Leeuwarden aan de orde. De zaak was als volgt.
Een vrouw had in 2008 in een procedure rechtsbijstand ontvangen van haar zoon die als zelfstandig belastingadviseur werkzaam was. De gemeente had niet tijdig een besluit genomen op het bezwaarschrift van de vrouw. Tijdens de inmiddels aanhangig gemaakte procedure voor Rechtbank Leeuwarden was de gemeente wel aan het beroep tegemoetgekomen tegen het niet tijdig nemen van het besluit. De zoon trok daarop de procedure in en verzocht tegelijkertijd de rechtbank om de gemeente te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De gemeente plaatste vraagtekens bij de zakelijkheid van de verleende rechtsbijstand vanwege de familierelatie en twijfelde ook of de zoon wel beroepsmatig deze rechtsbijstand verleende. De zoon wist voor de rechtbank echter aannemelijk te maken dat zijn adviespraktijk zijn hoofdactiviteit was en dat hij daarvan kon leven.
De rechtbank oordeelde daarom dat sprake was van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De vrouw overlegde de rechtbank verder ook de opdrachtbevestiging, een bankafschrift en de nota van haar zoon. Voor de rechtbank was daarmee de zakelijke relatie tussen de vrouw en haar zoon voldoende komen vast te staan. Op basis van het hier geldende puntenstelsel voor een forfaitaire proceskostenvergoeding veroordeelde de rechtbank de gemeente daarop tot de vergoeding van proceskosten tot een bedrag van € 161.
Opmerking
De volgende kosten komen in beginsel in aanmerking voor een proceskostenvergoeding bij belastingzaken:
- kosten van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand;
- kosten van een getuige of deskundige die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen maar ook een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht;
- reis- en verblijfskosten van een partij of een belanghebbende;
- verletkosten van een partij of een belanghebbende;
- kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen/ telefaxen en internationale telefoongesprekken.
Het bedrag van de hiervoor genoemde kosten wordt als volgt vastgesteld:
- ad a op basis van een bepaald puntenstelsel;
- ad b en c volgens het tarief in strafzaken (voor reiskosten het tarief van het openbaar vervoer, tweede klas);
- ad d op basis van het tarief tussen € 4,54 en € 53,09 per uur;
- ad e de werkelijke kosten.