In een recent arrest van het Gerechtshof Amsterdam wordt andermaal invulling gegeven aan het wettelijk verankerde “beheersverbod” dat geldt ten aanzien van de “geldschietende” (lees: commanditaire) vennoten in de commanditaire vennootschap (“cv”) en de mogelijk ernstige gevolgen van overtreding daarvan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Inleiding
De commanditaire vennootschap is een bij wet geregelde rechtsvorm waarvan vennoten (natuurlijke personen en/of rechtspersonen) zich kunnen bedienen bij de exploitatie van een onderneming. Het kenmerkende aspect van de commanditaire vennootschap (“cv”) is gelegen in het feit dat deze bestaat uit één of meerdere geldschieters (ook wel “commanditaire vennoten”, die geen beheersdaden verrichten namens de cv) naast de zogenaamde “beherend” vennoten die de onderneming feitelijk “draaien” en ook als zodanig naar buiten toe optreden. Op dit punt onderscheidt de cv zich van de v.o.f., welke een samenwerkingsverband is tussen enkel beherend vennoten. Zowel voor de cv als voor de v.o.f. geldt dat de beherend vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap. Dit geldt echter niet voor commanditaire vennoten: zij dragen niet verder in de schulden van de cv dan de door hen ingebrachte gelden. Uitzondering hierop vormt de situatie dat de commanditaire vennoot zich gaat gedragen als beherend vennoot door het verrichten van zogenaamde “beheersdaden”. In dat geval is ook de commanditaire vennoot hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de cv. Men heeft het hier over overtreding van het “beheersverbod”.
Feiten
In de zaak die ten grondslag ligt aan het arrest van het Gerechtshof lagen de feiten (voor zover van belang), grof gezegd, als volgt. Vader en zoon richten samen de commanditaire vennootschap (A) op, waarin zij een horecagelegenheid exploiteerden. In de oprichtingsakte wordt X (de BV waarvan vader bestuurder en aandeelhouder is) als commanditair vennoot aangewezen. Zoon wordt aangewezen als beherend vennoot. X brengt onder meer een restaurant in, waarvoor A wekelijks een pachtsom betaalt.
In januari 2003 besloten vader en zoon de (exploitatie van) de onderneming te stoppen. Zij hebben de Kamer van Koophandel gemeld dat de (onderneming van) A per 1 juni 2003 zal zijn ontbonden. Vanaf januari 2003 is vader (althans X, de commanditaire vennoot) actief op zoek gegaan naar een (potentiële) koper van de door A gedreven onderneming. Op 1 juni 2003 is de onderneming uiteindelijk gekocht door koper B.
Aan A zijn vervolgens diverse belastingaanslagen opgelegd over de periode 2001 tot en met het tweede kwartaal 2003 (dus gelegen vóór de verkoop van de onderneming), verhoogd met heffings- en invorderingsrente, kosten en boetes. Op 4 juni 2004 is de zoon als beherend vennoot aansprakelijk gesteld voor deze belastingschulden (een beherend vennoot is immers hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de cv).
Op 21 april 2005 heeft de belastingdienst echter ook aan X en vader een “beschikking aansprakelijkheidsstelling” toegezonden, welke betrekking heeft op voornoemde belastingschulden van A, omdat X – door zich in de onderhandelingen tot de verkoop van de onderneming van A een actieve rol aan te meten – het beheersverbod dat geldt voor commanditaire vennoten zou hebben overtreden. Hierdoor zou X op grond van de wet hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van A. Hier maken X en vader bezwaar tegen, doch de aanslagen blijven (grotendeels) overeind. Hierna wordt door X en vader beroep aangetekend bij de rechtbank Haarlem. Bij uitspraak d.d. 26 juni 2007 zijn de aanslagen andermaal grotendeels overeind gebleven, waarna door X en vader hoger beroep wordt ingesteld en de zaak zodoende bij het Gerechthof Amsterdam belandt.
Oordeel Gerechtshof
In het hoger beroep dat dient bij het Gerechtshof wordt met name getwist over de vraag of X – in haar actieve rol bij het overnameproces van de (onderneming van) A – heeft gehandeld in strijd met het beheersverbod en zij zodoende hoofdelijk aansprakelijk is voor de (in dit geval) belastingschulden van A. Heikel punt hierbij is dat ook vader alsdan op grond van het bepaalde in artikel 33 Invorderingswet 1990 (als bestuurder van de volledig aansprakelijke vennoot X in A) in persoon hoofdelijk aansprakelijk is voor de belastingschulden van A.
X en vader voeren in hoger beroep aan dat A reeds zou zijn ontbonden voordat het onderhandelingstraject met de toekomstige koper was gestart, waardoor X (die het restaurant heeft ingebracht) weer “gerechtigd” zou zijn tot de onderneming (lees: het restaurant) en X zodoende vrij was onderhandelingen te voeren over de eventuele verkoop. Indien A ten tijde van de onderhandelingen al niet reeds zou zijn ontbonden, geldt (aldus X en vader) dat de door X verrichte handelingen niet namens A zouden zijn verricht en zodoende niet zouden zijn aan te merken als door een commanditair vennoot verrichte beheersdaden.
Ter onderbouwing van de stelling dat A reeds zou zijn ontbonden voeren X en vader aan dat A haar verplichting tot betaling van pachtgeld herhaaldelijk niet zou zijn nagekomen en zoon en X zouden hebben afgesproken dat dit tot ontbinding van A per 1 januari 2003 zou leiden. Het Gerechtshof gaat hier evenwel niet in mee omdat de stelling van X en vader onvoldoende is gemotiveerd en voorts uit de reeds genoemde melding bij de Kamer van Koophandel blijkt van ontbinding van A per 1 juni 2003.
Dientengevolge concludeert het Gerechtshof dat A ten tijde van de onderhandelingen nog niet was ontbonden. Het Gerechtshof acht het aannemelijk dat X naar een koper voor de onderneming van A heeft gezocht en dat X onderhandelingen heeft gevoerd die tot de verkoop aan B hebben geleid. Het Gerechtshof oordeelt voorts dat onder de gegeven omstandigheden er van mocht worden uitgegaan dat vader bij de verkoop van de onderneming als bestuurder van X en namens A handelde. Het Hof concludeert dat het zoeken naar een koper door vader als bestuurder in X namens A en het voeren van de onderhandelingen als beheersdaden kunnen worden aangemerkt. Nu sprake is van beheersdaden is X hoofdelijk aansprakelijk voor de belastingschulden van A, en is ook vader op grond van artikel 33 Invorderingswet 1990 (als bestuurder van X) hoofdelijk aansprakelijk voor deze schulden.
Conclusie
Als gezegd blijkt uit dit arrest andermaal van de relatief strenge invulling van het begrip “beheersdaden” en de mogelijk ernstige consequenties van overtreding van het beheersverbod door commanditaire vennoten. De commanditaire vennoot dient zich te gedragen als commanditaire vennoot en mag het speelveld van de beherende venno(o)t(en) niet betreden.
mr. L.B. Vissers, BANNING N.V.