Rechtbank Arnhem heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of de echtgenote van een tandarts in een grote cosmetische en gewone tandartspraktijk op grond van het urencriterium in aanmerking kwam voor de zelfstandigenaftrek.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het urencriterium houdt kort gezegd in dat een ondernemer in een kalenderjaar ten minste 1.225 uur aan de onderneming moet hebben besteed. De inspecteur meende dat niet was voldaan aan het urencriterium omdat haar werkzaamheden hoofdzakelijk (ten minste 70%) ondersteunend van aard zouden zijn. In dat geval tellen alle werkzaamheden niet mee voor het urencriterium.
De rechtbank hanteerde als maatstaf voor de beoordeling welke activiteiten meetellen voor het urencriterium: de declareerbaarheid van de uitgevoerde werkzaamheden en de activiteiten die tot de kernactiviteit van een onderneming worden gerekend zoals het nemen van investeringsbeslissingen en het leiding geven aan een onderneming. De rechtbank stelde vast dat het deel van de werkzaamheden dat niet ondersteunend van aard was, ruim 35% van het totaal beliep. De ondersteunende werkzaamheden maakten daardoor minder dan 65% van het totaal uit. Aldus waren haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk ondersteunend van aard. De echtgenote had daarom recht op de zelfstandigenaftrek.
Bij een man-vrouwfirma kunnen beide partners onder voorwaarden gebruikmaken van de ondernemersaftrek (o.a. de zelfstandigenaftrek) als zij aan het zogenoemde urencriterium van 1.225 uren voldoen. Het urencriterium houdt in dat een ondernemer in een kalenderjaar ten minste 1.225 uur aan de onderneming moet hebben besteed. Daarnaast moeten de ‘ondernemingsuren’ meer zijn dan de helft van het totaal aan uren die zijn gewerkt voor de onderneming, een dienstbetrekking (belastbaar loon) en overige arbeid (belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden). In bepaalde situaties tellen de door een partner gewerkte uren in de onderneming niet mee voor het urencriterium. In dat geval moet aan twee voorwaarden cumulatief zijn voldaan, te weten:
– De gewerkte uren zien hoofdzakelijk (voor meer dan 70%) op werkzaamheden van ondersteunende aard in de onderneming.
– Het is ongebruikelijk dat een dergelijk samenwerkingsverband met een willekeurige derde zou zijn aangegaan.
Rechtbank Arnhem heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of de echtgenote van een tandarts in een grote cosmetische en gewone tandartspraktijk op grond van het urencriterium in aanmerking kwam voor de zelfstandigenaftrek. De procedure betrof een echtpaar dat sinds 1 januari 1998 deze praktijk in firmaverband dreef. Sinds 1978 waren de echtgenote en de tandarts al samen werkzaam in een tandartspraktijk. De man was gediplomeerd tandarts. De echtgenote was inhoudelijk bij beide praktijkonderdelen betrokken en werkte gemiddeld 48 uur per week in de praktijk. In 2006 vond een boekenonderzoek plaats bij de praktijk. Naar aanleiding van de bevindingen stelde de inspecteur zich op het standpunt dat de echtgenote niet in aanmerking kwam voor de zelfstandigenaftrek en legde haar voor de jaren 2001, 2002, 2003 navorderingsaanslagen en voor 2005 een gewone aanslag inkomstenbelasting op zonder toepassing van de zelfstandigenaftrek.
De rechtbank hanteerde als maatstaf voor de beoordeling welke activiteiten meetellen voor het urencriterium: de declareerbaarheid van de uitgevoerde werkzaamheden en de activiteiten die tot de kernactiviteit van een onderneming worden gerekend zoals het nemen van investeringsbeslissingen en het leiding geven aan een onderneming. De rechtbank liep alle werkzaamheden van de echtgenote minutieus na en stelde vast dat het deel van de werkzaamheden dat niet ondersteunend van aard was, ruim 35% (17 uren van de gemiddeld 48 uren per werkweek) van het totaal beliep. De ondersteunende werkzaamheden maakten daardoor minder dan 65% van het totaal uit. Aldus waren haar werkzaamheden niet hoofdzakelijk (ten minste 70%) ondersteunend van aard. De echtgenote had daarom recht op de zelfstandigenaftrek. De rechtbank vernietigde daarop de opgelegde navorderingsaanslagen en verminderde de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over 2005.