Rechtbank Den Haag heeft in een feitelijke procedure beslist dat een van een voormalige werkgever ontvangen bedrag aan dwangsommen (€ 35.000) niet was aan te merken als loon. Over de dwangsommen was daardoor geen loonbelasting en premie volksverzekeringen verschuldigd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De voormalige werkgever was de dwangsommen verschuldigd geworden, omdat hij een vonnis van de kantonrechter in Utrecht niet tijdig was nagekomen en dat vonnis in een dwangsom per dag voorzag. Ook in andere feiten en omstandigheden zag Rechtbank Den Haag geen aanknopingspunten om tot loon te concluderen. De rechtbank gelastte daarop teruggaaf van ingehouden loonheffing van 52% over € 35.000.
Rechtbank Den Haag heeft onlangs uitspraak gedaan over de vraag of een bedrag aan dwangsommen van een voormalige werkgever, een bv, was aan te merken als loon. De procedure betrof een man die tot 1 april 2004 in dienst was geweest bij de bv. Op 21 juli 2004 had de kantonrechter in Utrecht de bv veroordeeld tot het betalen van achterstallig salaris en tot nakoming van de contractueel toegezegde pensioenvoorziening, op straffe van een dwangsom van € 250 per (gedeelte van een) dag dat de bv in gebreke bleef de toegezegde pensioenvoorziening na 14 oktober 2004 na te komen.
De bv voldeed in oktober 2004 het salaris maar weigerde de pensioenvoorziening na te komen. In december 2004 kwam de bv de pensioenvoorziening alsnog na, maar was inmiddels dwangsommen verschuldigd geworden. De bv startte bij dezelfde rechtbank een procedure op om van de dwangsommen af te komen maar kreeg nul op het rekest. De man en de bv gingen tegen laatstgenoemd vonnis van de rechtbank niet in hoger beroep. Hun advocaten bereikten in januari 2006 een akkoord. Het akkoord leidde ertoe dat de bv een bedrag van € 35.000 stortte op de derdenrekening van de advocaat van de man. De advocaat betaalde op 1 november 2006 dit bedrag aan de man uit onder inhouding van 52% loonheffing (loonbelasting en premie volksverzekeringen). De man maakte vergeefs bezwaar tegen de inhouding en ging in beroep bij Rechtbank Den Haag.
Deze rechtbank was van oordeel dat de dwangsommen niet waren aan te merken als loon. De bv was de dwangsommen verschuldigd geworden omdat de bv het vonnis van 21 juli 2004 van Rechtbank Utrecht niet tijdig was nagekomen. En dat vonnis voorzag in een dwangsom per dag.
Ook in andere feiten en omstandigheden zag de rechtbank geen aanknopingspunten om tot loon te concluderen. Zo constateerde de rechtbank dat het uiteindelijk betaalde bedrag aan dwangsommen het resultaat was van tussen de man en de bv gevoerde onderhandelingen. Daarnaast waren de dwangsommen niet tegelijkertijd met de nakoming van de pensioenvoorziening betaald, maar pas geruime tijd daarna. De dwangsommen waren ook niet betaald ter vervanging van de pensioentoezegging, maar waren betaald na onderhandelingen en nadat het vonnis van Rechtbank Utrecht van 21 juli 2004 alsnog was nagekomen. Rechtbank Den Haag kwam tot het oordeel dat onder deze omstandigheden niet kon worden gezegd dat de dwangsommen zozeer samenhingen met de voormalige dienstbetrekking van de man dat zij moesten worden aangemerkt als te zijn genoten uit die dienstbetrekking. De rechtbank gelastte daarop teruggaaf van ingehouden loonheffing van 52% over € 35.000.