De beroepsorganisatie van gerechtsdeurwaarders (KBvG) is uiterst kritisch over de plannen om het aantal situaties waarin schuldhulpverleners een beroep kunnen doen op een ‘moratorium’ (schorsing) uit te breiden naar de minnelijke fase van de schuldhulpverlening.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Nu nog is het aanvragen van dit rechtsmiddel beperkt tot een acuut ‘bedreigende situatie’ zoals een woningontruiming, afsluiting van gas, water en licht of de beëindiging van de zorgverzekering. In de beraadslagingen over een wettelijk kader voor de minnelijke schuldhulpverlening wordt echter door enkele Kamerleden gepleit voor het toepassen van een moratorium in de minnelijke fase van de schuldhulpverlening.
Het SP-kamerlid Karabulut heeft hiertoe een motie ingediend. Door een dergelijke uitbreiding blijven er feitelijk nauwelijks nog mogelijkheden over voor de schuldeiser om zijn recht te halen en te effectueren, waarmee het fundament van de rechtsstaat wordt aangetast, aldus de KBvG.
Het moratorium is een juridisch rechtsmiddel waarbij het schuldeisers voor een bepaalde tijd onmogelijk wordt gemaakt om zich te verhalen op het vermogen van de debiteur. Het moratorium geldt al bij een faillissement of surseance van betaling, en is
opgenomen in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) om de schuldhulpverlener voldoende tijd te geven een deugdelijk minnelijk traject te starten of te vervolgen.
Op zichzelf is de KBvG geen tegenstander van het creëren van een ‘afkoelingsperiode’ waarin de financiële situatie van de debiteur kan worden gestabiliseerd. KBvG-directeur Karen Weisfelt: “Met het kabinet zijn wij van mening dat voorkomen moet worden dat individuele rechtsmaatregelen van schuldeisers de totstandkoming van een minnelijke schuldhulpregeling frustreren.
De vraag is alleen of dit in de vorm moet van een uitgebreid moratorium zolang de schuldhulpverlening haar zaken niet op orde heeft. Wij constateren dat ondanks alle aandacht in de afgelopen jaren voor de minnelijke en wettelijke schuldhulpverlening de wachtlijsten nog steeds oplopen, te weinig mensen geholpen worden en dat frustraties bij schuldenaren én schuldeisers toenemen. Er moeten heldere afspraken worden gemaakt over de duur van wachtlijsten, de wijze van communicatie met schuldeisers, het stabilisatietraject en de totale doorlooptijd van de schuldenregeling.”
Routinematige ‘last minute’ handeling
De gerechtsdeurwaarders zijn met name sterk gekant tegen een uitbreiding van het moratorium tot de situaties waarin beslag dreigt op loon of vermogen. Weisfelt: “De wet voorziet er al in dat bij beslag op loon en vermogen inkomsten behouden blijven voor de schuldenaar, dus dit is dubbelop. Bovendien vraagt dit per geval om een rechterlijke toetsing. Bij 55.000 aanmeldingen voor de minnelijke schuldhulpverlening komt dit in de praktijk neer op evenzoveel rechterlijke toetsingen per jaar, wat bij de huidige belasting van het gerechtelijk apparaat als niet realistisch moet worden beschouwd.
In de praktijk blijkt nu al dat schuldhulpverleners in toenemende mate vlak voor een woningontruiming een moratorium aanvragen, waarna de rechter geen kans meer ziet voor een zitting en het moratorium dus maar toestaat. Het aanvragen van een moratorium dreigt daarmee een routinematige ‘last minute’ handeling te worden waarmee de positie van de schuldeiser te allen tijde kan worden ondermijnd.”
Alternatief
Volgens Weisfelt is er een uitstekend alternatief voorhanden voor het uitgebreide moratorium. “Wij hebben voorgesteld om een Register minnelijke schuldhulpverlening in het leven te roepen. Iedereen die zich bij de schuldhulpverlening meldt wordt daarin geregistreerd, waarna het schuldhulpverleningstraject wordt gestart en wordt doorlopen binnen afgesproken termijnen.
Gedurende die periode onderneemt de gerechtsdeurwaarder in principe geen kostenverhogende invorderingsactiviteiten, maar blijft hij wél op de hoogte van de voortgang van het schuldhulpverleningstraject doordat schuldhulpverlenende instanties in het register melding maken van die voortgang. In combinatie met bestaande convenanten tussen NVVK en schuldeisers is dat een prima werkbare methode om te zorgen dat gewenste afkoeling wordt bereikt en wordt veel frustratie bij de betrokken partijen voorkomen. Deze methode is ook snel en zonder aanpassingen in de wetgeving in te voeren.”