Uit het buitenland aangetrokken (ingekomen) werknemers komen onder voorwaarden in aanmerking voor een fiscale faciliteit: de 30%-regeling. Onder de 30%-regeling kan de werkgever deze werknemers een belastingvrije vergoeding verstrekken voor de extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst voor de duur van maximaal tien jaar.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Rechtbank Breda heeft onlangs een uitspraak gedaan over het toepassingsbereik van de 30%-regeling. De 30%-regeling is van toepassing op inkomsten ‘ter zake van’ het verblijf in Nederland en niet alleen op inkomsten die zijn genoten ‘tijdens’ het verblijf in Nederland. Dus als een ingekomen werknemer uit Nederland is vertrokken en hij na vertrek een bate geniet die afkomstig is ter zake van een in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking (bijvoorbeeld uit een optieregeling), valt dat voordeel in beginsel ook onder de 30%-regeling.
Uit het buitenland aangetrokken (ingekomen) werknemers komen onder voorwaarden in aanmerking voor een fiscale faciliteit: de 30%-regeling. Onder de 30%-regeling kan de werkgever aan deze werknemers een belastingvrije vergoeding verstrekken voor de extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst voor de duur van maximaal tien jaar. Rechtbank Breda heeft onlangs een uitspraak gedaan over het toepassingsbereik van de 30%-regeling. De zaak was als volgt.
Een uit de VS afkomstige bestuurder was vanaf 1 november 2002 in dienstbetrekking bij een in Nederland gevestigde vennootschap. Gedurende zijn dienstverband woonde hij ook in Nederland. De bestuurder kwam in aanmerking voor de 30%-regeling. Tijdens zijn dienstverband kreeg hij voorwaardelijke aandelenopties toegekend. Het dienstverband van de bestuurder duurde tot en met 31 december 2005. Na deze laatste datum werden zijn opties onvoorwaardelijk. In 2006 genoot de bestuurder uit deze opties een voordeel van bijna € 2,3 mln. De vennootschap had op het voordeel echter niet de 30%-regeling toegepast.
De (inmiddels oud-)bestuurder meende dat de 30%-regeling ook van toepassing was op het voordeel uit de opties. De inspecteur was evenwel de tegenovergestelde mening toegedaan en legde hem voor 2006 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op naar een belastbaar box 1-inkomen van bijna € 2,3 mln. Hij stelde dat de looptijd van de 30%-regeling op 31 december 2005 eindigde en dat de 30%-regeling alleen nog van toepassing was voor zover aan het einde van de looptijd een onvoorwaardelijk recht op de opties bestond. Ook stelde hij dat de bepaling over de looptijd was veranderd. In de huidige 30%-regeling bedraagt de looptijd maximaal 10 jaar. Onder de voorloper -de 35%-regeling- kwam het woord ‘maximaal’ niet voor.
Rechtbank Breda ging te rade bij de tekst van de 30%-regeling. De grondslag van de 30%-regeling wordt gevormd door de som van het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking ter zake van het verblijf buiten het land van herkomst (voor zover daarvoor geen recht op voorkoming van dubbele belasting bestaat), vermeerderd met de vergoeding voor extraterritoriale kosten. Wat betreft de looptijd van de 30%-regeling stelde de rechtbank vast dat de regeling maximaal tien jaar duurt, te rekenen vanaf de eerste dag van de tewerkstelling door de inhoudingsplichtige.
De rechtbank stelde vast dat onder de 35%-regeling de fiscale faciliteit voor de duur van 120 maanden (ook tien jaar) werd verleend, ongeacht of de ingekomen werknemer nog in Nederland verbleef. De rechtbank maakte uit de publicatie van de 30%-regeling in het Staatsblad op dat bij de invoering van de 30%-regeling in 2001 geen materiële wijziging was beoogd wat betreft de geldigheidsduur van de regeling. De uitleg die de inspecteur gaf aan deze regeling werd niet ondersteund door de toelichting op de desbetreffende bepalingen. Evenmin dwong de tekst van de regeling zelf tot de door de inspecteur voorgestane uitleg. De rechtbank legde de nadruk op een bepaalde zinsnede uit de 30%-regeling. De regeling is van toepassing op inkomsten uit dienstbetrekking ‘ter zake van’ het verblijf in Nederland en niet ‘tijdens’ het verlijf in Nederland.
De invoering van het woord ‘maximaal’ vond de rechtbank ook niet relevant voor de uitkomst van de procedure. Het geeft geen beperking aan de inkomsten waarvoor de 30%-regeling geldt, maar slechts een beperking aan de looptijd.
De rechtbank stelde de oud-bestuurder daarop in het gelijk en verminderde de aanslag inkomstenbelasting met 30% tot een belastbaar box 1-inkomen van ruim € 1,6 mln.