De Hoge Raad heeft onlangs een feitelijke uitspraak van Hof Amsterdam bevestigd waarin het hof had geoordeeld dat de exploitatie van een grote windturbine kwalificeerde als een ondernemingsactiviteit.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In de onderhavige procedure had een bloemkweker in een windturbine geïnvesteerd. Het investeringsbedrag na aftrek van subsidies bedroeg € 545.560. Voor de exploitatie was deskundigheid vereist en de technische monitoring van de turbine was in handen gegeven van een professionele partij.
De bloemkweker wilde in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2002 de turbine met de daarmee samenhangende lening tot zijn vermogensrendementsgrondslag van box 3 rekenen. Het hof was van oordeel dat onder de omstandigheden van de onderhavige procedure sprake was van het drijven van een onderneming. De Hoge Raad was het daarmee eens. De opbrengst die de bloemkweker genoot was van andere aard dan de vergoeding die hij zou hebben ontvangen bij verhuur van de turbine aan een derde die de turbine zou aanwenden binnen zijn energieproductiebedrijf. Het op de gekozen wijze en op de schaal als in de onderhavige procedure deelnemen aan het economische verkeer is aan te merken als het drijven van een onderneming. Dat de bloemkweker met de gekozen bedrijfsvoering weinig arbeid hoefde te verrichten, deed aan het oordeel van de Hoge Raad niet af.
Het (economische) ondernemingsbegrip bevat drie kenmerkende criteria. Er moet sprake zijn van:
- een organisatie van arbeid en kapitaal,
- die deelneemt aan het maatschappelijk verkeer
- met het oogmerk om winst te behalen, welke winst in redelijkheid is te verwachten.
Ook de belastingheffing haakt aan bij dit economische ondernemingsbegrip. De drie kenmerkende criteria beogen uitsluitsel te geven over de vraag of een bepaalde activiteit kwalificeert als een ondernemingactiviteit (box 1), een resultaat uit een werkzaamheid (eveneens box 1) of een privé-activiteit (box 3). Niet in alle gevallen is al op voorhand duidelijk of een activiteit kwalificeert als onderneming. De Hoge Raad heeft onlangs een feitelijke uitspraak van Hof Amsterdam bevestigd, waarin het hof had geoordeeld dat de exploitatie van een grote windturbine kwalificeerde als een ondernemingsactiviteit.
In de onderhavige procedure had een bloemkweker in een windturbine geïnvesteerd. Het investeringsbedrag na aftrek van subsidies bedroeg € 545.560. Voor de exploitatie was deskundigheid vereist en de technische monitoring van de turbine was in handen gegeven van een professionele partij. De bloemkweker wilde in zijn aangifte inkomstenbelasting over 2002 de turbine met de daarmee samenhangende lening tot zijn vermogensrendementsgrondslag van box 3 rekenen. Het hof was van oordeel dat onder de omstandigheden van de onderhavige procedure sprake was van het drijven van een onderneming.
De Hoge Raad was het daarmee eens en trok daarbij een vergelijking tussen de situatie in de onderhavige procedure met de situatie van verhuur van de windturbine aan een derde. De Hoge Raad benadrukte dat in de onderhavige procedure de bloemkweker zelf een product (elektriciteit) op de markt bracht. In dat geval geniet hij een ander type opbrengst dan bij verhuur aan een derde die de windturbine binnen het eigen energieproductiebedrijf aanwendt. Ook de Hoge Raad was van oordeel dat het deelnemen aan het economische verkeer op de wijze en op de schaal zoals de bloemkweker deed, was aan te merken als het drijven van een onderneming. Dat de bloemkweker met de gekozen bedrijfsvoering weinig arbeid hoefde te verrichten, deed aan het oordeel van de Hoge Raad niet af.
Opmerking
De Hoge Raad heeft op dezelfde dag in een andere procedure uitspraak gedaan over de dezelfde vraag met betrekking tot de exploitatie van een grote windturbine. De Hoge Raad kwam tot hetzelfde oordeel en verwees voor de onderbouwing van zijn beslissing naar bovengenoemde procedure.
Bron: Hoge Raad, 23-4-2010, nrs. 08/04843 en 08/05321.