Hof Leeuwarden heeft in een feitelijke procedure beslist dat externe zeilarrangementen van een zeilschool volledig kwalificeerden als ‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening’. Op dit type dienst is het verlaagde btw-tarief van toepassing.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In een procedure uit 2001 had het hof beslist dat bij externe arrangementen sprake was van één prestatie waarbij zeil- en surfonderricht de hoofddienst vormde. De overige activiteiten stonden daarvan in dienst. De zeilschool had over het tweede kwartaal van 2007 € 1.407 aan omzetbelasting op aangifte afgedragen, daartegen bezwaar gemaakt en gelijktijdig om een btw-teruggaaf verzocht. Met de inspecteur was niet in geschil dat als de zeilschool in het gelijk zou worden gesteld, de zeilschool in beginsel recht zou hebben op een teruggaaf van € 2.493.
Gezien de feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure voorzagen strikte toepassing van de wettelijke regels niet in de geclaimde teruggaaf. Het hof was van oordeel dat de strikte toepassing in dit geval achterwege moest blijven en baseerde zich daarbij op een arrest van het Europese Hof van Justitie uit 2005 en twee arresten van de Hoge Raad uit 2005 en 2009. Het hof gaf wel aan dat een verzoek om teruggaaf moet zijn ingediend vóór afloop van de termijn waarbinnen bezwaar tegen de voldoening op aangifte mogelijk is. Dat was in de onderhavige procedure het geval. De zeilschool had recht op een teruggaaf van € 2.493.
Een zeilschool in Friesland verzorgde verschillende typen zeilarrangementen: intern, extern en extern-plus. Alleen bij het interne arrangement logeren kinderen in de accommodatie van de zeilschool (zeilkampen). In een procedure voor Hof Leeuwarden was het de vraag of de zeilarrangementen kwalificeerden als het ‘geven van gelegenheid tot sportbeoefening’ waarop het verlaagde btw-tarief van toepassing is.
In een procedure uit 2001 had het hof beslist dat bij de externe arrangementen sprake was van één prestatie waarbij zeil- en surfonderricht de hoofddienst vormde. De overige activiteiten stonden daarvan in dienst. Bij een intern arrangement wordt naast deze hoofddienst een tweede hoofddienst -het verstrekken van logies en ontbijt- onderscheiden waarop eveneens het verlaagde tarief van toepassing is.
De zeilschool had over het tweede kwartaal van 2007 € 1.407 aan omzetbelasting voldaan. Zij maakte bezwaar tegen de voldoening op aangifte en verzocht daarbij ook om teruggaaf van € 2.493 over hetzelfde tijdvak. Met de inspecteur was de hoogte van het geclaimde teruggaafbedrag niet in geschil ingeval de zeilschool in het gelijk zou worden gesteld.
Zeilarrangement als ‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening’
Het hof merkte op dat de in de Nederlandse wet (tabel I) opgenomen dienstomschrijving ‘het geven van gelegenheid tot sportbeoefening’ samenvalt met ‘het recht gebruik te maken van sportaccommodaties’ in de Btw-richtlijn. Op basis van feiten en omstandigheden was het hof van oordeel dat alle door de zeilschool gebruikte accommodaties in dienst stonden van de sportbeoefening en daarom kwalificeerden als sportaccommodaties. Dat gold niet alleen voor de accommodaties op de wal maar ook voor het aangrenzende water waarop werd gevaren. Het betrof niet alleen het door de zeilschool gepachte deel van de jachthaven maar óók de voor de zeillessen gebruikte deel van het openbare vaarwater daarbuiten dat met vlotten en boeien was gemarkeerd. Naar goed gebruik varen andere watersporters niet door gemarkeerd vaarwater heen. Het was daarbij niet van belang dat sprake was van openbaar toegankelijke ruimte. Het hof trok daarbij een parallel met het Nijmeegse Vierdaagse-arrest van de Hoge Raad waarbij derden ook de afgezette route van de openbare weg konden oversteken of zelfs konden meewandelen. Voor de kwalificatie van het gemarkeerde deel van het openbare vaarwater als sportaccommodatie deed niet aan af dat het niet langer gemarkeerd bleef dan de zeillessen duurde.
Teruggaaf van méér dan de op aangifte voldane omzetbelasting?
Gezien de feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure voorzagen strikte toepassing van de wettelijke regels niet in de geclaimde teruggaaf omdat het teruggaafverzoek moet worden gedaan bij de aangifte over het tijdvak waarin het recht op teruggaaf is ontstaan. De zeilschool het teruggaafverzoek niet voor de uiterste datum van de aangiftetermijn (31 juli 2007) gedaan, maar op 7 september 2007. De uiterste datum waarop de omzetbelasting over het tweede kwartaal moest zijn voldaan, is eveneens 31 juli 2007. De bezwaartermijn van zes weken tegen de voldoening op aangifte, begint dan pas te lopen, maar de termijn voor een verzoek om teruggaaf is dan net voorbij. Het hof was van oordeel dat de strikte toepassing in dit geval achterwege moest blijven en baseerde zich daarbij op een arrest van het Europese Hof van Justitie uit 2005 en twee arresten van de Hoge Raad uit 2005 en 2009.
;
Het hof wees vervolgens op twee arresten van de Hoge Raad uit 1991 en 1993. Daarin had de Hoge Raad uitdrukkelijk beslist dat een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting te laat is als dat verzoek niet bij aangifte wordt gedaan. Het hof leidde hieruit toch af dat een verzoek om teruggaaf nog tijdig is indien het verzoek wordt gedaan vóór afloop van de termijn waarbinnen bezwaar tegen de voldoening op aangifte mogelijk is. Dat was in de onderhavige procedure het geval. De zeilschool had namelijk gelijktijdig met het tijdig ingediende bezwaarschrift tegen de voldoening op aangifte om teruggaaf verzocht.