Rechtbank Breda heeft in een summiere uitspraak een vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten toegekend in een procedure waarbij een man door de ontvanger aansprakelijk was gesteld voor een belastingschuld van € 42.844. Wat de achtergronden hiervan waren, blijkt echter niet uit de uitspraak. De ontvanger gaf voor de rechtbank aan dat hij door de inspecteur onjuist was geïnformeerd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De inspecteur had hem namelijk meegedeeld dat de belastingaanslagen waarvoor de man aansprakelijk was gesteld, onherroepelijk vaststonden. Dat was niet het geval, want tegen de belastingaanslagen was bezwaar en beroep aangetekend en hierover was nog niet definitief beslist. Daardoor stonden deze aanslagen nog niet onherroepelijk vast. De ontvanger gaf aan dat hij de man niet aansprakelijk zou hebben gesteld als hij dit had geweten,.
De rechtbank was van oordeel dat de onzorgvuldigheid in de communicatie tussen de inspecteur en de ontvanger had geleid tot een kennelijk ten onrechte aansprakelijkstelling. Het ‘kennelijk ten onrechte’ nemen van de beschikking aansprakelijkstelling houdt in dat het op dat moment duidelijk was dat die beschikking in een daartegen ingestelde procedure geen stand zou houden. Dit is volgens de rechtbank een bijzondere omstandigheid waardoor kan worden afgeweken van de genormeerde proceskostenvergoeding.
Als u in bezwaar of in beroep (deels) in het gelijk wordt gesteld, hebt u in beginsel recht op een procesvergoeding. In verreweg de meeste gevallen is de hoogte van de proceskostenvergoeding genormeerd volgens een bepaald puntensysteem: een forfaitaire proceskostenvergoeding. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken van de genormeerde proceskostenvergoeding en bestaat recht op een vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten. Rechtbank Breda heeft onlangs in een vrij beknopte uitspraak voor de beroepsfase een vergoeding toegekend, die was gebaseerd op de werkelijke proceskosten. De zaak was als volgt.
Een man was door de ontvanger aansprakelijk gesteld voor een belastingschuld van € 42.844. Wat de achtergronden hiervan waren, blijkt echter niet uit de uitspraak. De man maakte tegen de aansprakelijkstelling vergeefs bezwaar en stelde beroep in bij de rechtbank. De ontvanger gaf voor de rechtbank aan dat hij door de inspecteur onjuist was geïnformeerd. De inspecteur had hem namelijk meegedeeld dat de belastingaanslagen waarvoor de man aansprakelijk was gesteld, onherroepelijk vaststonden. Dat was niet het geval, want tegen de belastingaanslagen was bezwaar en beroep aangetekend en hierover was nog niet definitief beslist. Daardoor stonden deze aanslagen nog niet onherroepelijk vast. De ontvanger gaf aan dat hij de man niet aansprakelijk zou hebben gesteld als hij dit had geweten.
De rechtbank was van oordeel dat de onzorgvuldigheid in de communicatie tussen de inspecteur en de ontvanger had geleid tot een kennelijk ten onrechte aansprakelijkstelling. Het ‘kennelijk ten onrechte’ nemen van de beschikking aansprakelijkstelling houdt in dat het op dat moment duidelijk was dat die beschikking in een daartegen ingestelde procedure geen stand zou houden. Dit is volgens de rechtbank een bijzondere omstandigheid waardoor kan worden afgeweken van de genormeerde proceskostenvergoeding. De rechtbank verwees daarbij naar een uitspraak van de Hoge Raad uit 2007.
De adviseur van de man had een overzicht van de werkelijke proceskosten ter hoogte van € 4.571,06 overgelegd. In het overzicht was geen onderscheid gemaakt tussen de kosten van de bezwaarfase (waarvoor de man te laat een vergoeding had geclaimd) en de kosten van de beroepsfase. De rechtbank stelde daarom de kosten van de beroepsfase vast op de helft van de totale kosten (€ 2.285,53) en veroordeelde de ontvanger in deze proceskosten.