Als een werknemer uit privéoverwegingen wil rijden in een auto van de zaak uit een duurdere prijsklasse dan die past in het voor de betreffende werknemer geldende leasebudget, dan moet hij veelal een extra eigen bijdrage aan de werkgever betalen naast de eigen bijdrage voor het privégebruik.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Hoge Raad heeft onlangs beslist dat de extra eigen bijdrage in mindering kan worden gebracht op het autokostenforfait/loonbijtelling voor zover deze toerekenbaar is aan het privégebruik. In de onderhavige procedure bedroeg in 2003 de gewone eigen bijdrage € 1.488 op jaarbasis en de extra eigen bijdrage van een werknemer € 5.203. In 2003 had de werknemer in totaal 51.958 km met de auto gereden waarvan 12.000 km in privé. Dit hield in dat de werknemer in 2003 € 1.488 plus (12.000/51.958) x € 5.203 = € 2.684 op zijn autokostenforfait in mindering kon brengen.
De eigen bijdrage voor privégebruik van de auto van de zaak is in beginsel aftrekbaar van het belastbare voordeel dat ter zake hiervan als loon in aanmerking wordt genomen. Dit staat ook wel bekend als het autokostenforfait of de loonbijtelling wegens privégebruik van de auto van de zaak. De hoogte van de aftrek kan echter niet meer bedragen dan het in aanmerking genomen loonbestanddeel voor privégebruik.
Vanaf 1 januari 2010 gelden de volgende tarieven voor de (minimum)bijtelling van de auto van de zaak:
- – 0% (nieuwe categorie met ingang van 1 januari 2010) voor auto’s zonder CO2-uitstoot (bijvoorbeeld elektrische auto’s);
- – 14% voor zeer zuinige auto’ s met een CO2-uitstoot van maximaal 95 gram per kilometer bij een auto die op diesel rijdt óf 110 gram per kilometer bij een auto die niet op diesel rijdt;
- – 20% voor zuinige auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 95 en maximaal 116 gram per kilometer bij een auto die op diesel rijdt óf 110 en maximaal 140 gram per kilometer bij een auto die niet op diesel rijdt;
- – 25% voor alle andere auto’s;
- – 35% van de waarde van de auto in het economische verkeer voor auto’s van de zaak die meer dan 15 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen. Bij deze oude auto’s is de catalogusprijs dus niet van belang.
De Hoge Raad heeft onlangs beslist over de vraag welk deel van de vergoeding, die een werknemer aan zijn werkgever moest betalen wegens het ter beschikking gesteld krijgen van een duurdere auto van de zaak dan waar volgens het leasebudget recht op bestond, aangemerkt kon worden als een vergoeding voor privégebruik van de auto. De procedure heeft betrekking op het jaar 2003 toen het voordeel van de auto van de zaak voor werknemers nog in de heffing van de inkomstenbelasting werd betrokken. Sinds 1 januari 2006 is het voordeel van een auto van de zaak van de inkomstenbelasting naar de loonbelasting overgebracht. De zaak voor de Hoge Raad was als volgt.
Een man had in 2003 opvolgend twee personenauto’s van zijn werkgever ter beschikking gesteld gekregen. Voor het privégebruik was de werknemer een vaste maandelijkse eigen bijdrage verschuldigd van € 124 (€ 1.488 per jaar). De werknemer betaalde de werkgever verder nog een extra eigen bijdrage (bovennormbijdrage) van € 5.203 omdat hij uit privéoverwegingen wilde rijden in een auto van de zaak uit een duurdere prijsklasse dan die paste in het voor hem geldende leasebudget. De bovennormbijdrage was ook verschuldigd als de auto niet voor privé werd gebruikt. In 2003 had de werknemer in totaal 51.958 km met de auto’s gereden waarvan 12.000 km in privé. Bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting over 2003 corrigeerde de inspecteur de aangifte wat betreft de auto van de zaak. Hij accepteerde de bovennormbijdrage alleen als aftrekpost op het autokostenforfait voor zover het toegerekend kon worden aan het privégebruik. De zaak kwam voor Rechtbank Breda die het beroep van de werknemer gegrond verklaarde. De inspecteur ging in hoger beroep bij Hof Den Bosch.
Het hof was van oordeel dat de werknemer niet aannemelijk had gemaakt dat de bovennormbijdrage alleen een vergoeding was voor het privégebruik van de auto’s en niet ook voor het zakelijke gebruik van deze auto’s. Naar het oordeel van het hof moet de bovennormbijdrage worden gesplitst naar het gebruik dat de werknemer in 2003 van de auto’s had gemaakt voor privédoeleinden (12.000 km) en het gebruik voor zakelijke doeleinden. Alleen de vergoeding voor het privégebruik (12.000/51.958-ste deel van € 5.203) kon naar het oordeel van het hof -naast de andere eigen bijdrage voor privégebruik van € 1.488- in mindering worden gebracht op het autokostenforfait.
De werknemer stelde vervolgens cassatie in bij de Hoge Raad. Hij stelde dat in de sinds 2001 geldende wettekst opgenomen begrip ‘gebruik voor privédoeleinden’ een ruimere betekenis heeft dan het begrip ‘privégebruik’ zoals dat gold in de tot en met het jaar 2000 geldende wettekst. Volgens hem moet onder ‘gebruik voor privédoeleinden’ ook het rijden van zakelijke kilometers met een uit privéoverwegingen aangeschafte grotere of duurdere auto worden begrepen. De Hoge Raad wees dat af onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis van de voor het jaar 2003 geldende wetsbepaling in de Wet inkomstenbelasting 2001.
De werknemer had ook nog andere cassatiemiddelen voorgesteld, maar geen van deze slaagden. Het eindresultaat voor de Hoge Raad is aldus dat de extra eigen bijdrage alleen in mindering kan komen op het autokostenforfait voor zover deze toerekenbaar is aan het privégebruik. Dit hield in dat de werknemer in 2003 € 1.488 plus (12.000/51.958) x € 5.203 = € 2.684 op het autokostenforfait in mindering kon brengen.
Opmerkingen
Bij excessief privégebruik kan het zijn dat u moet uitgaan van een hogere werkelijke waarde. Is het privégebruik 500 kilometer of minder en de werknemer kan dat bewijzen, dan kan bijtelling achterwege blijven.
Voor bestelauto’s geldt nog het volgende. Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als de werknemer de bestelauto niet kan gebruiken buiten werktijd, bijvoorbeeld omdat de werknemer de bestelauto plaatst op een afgesloten bedrijfsterrein. De werkgever kan ook een schriftelijk verbod op privégebruik opleggen aan de werknemer. Hierbij is vereist d at hij controle uitoefent op de naleving van het verbod en een passende sanctie oplegt als het verbod wordt overtreden.
Voor ondernemers geldt een vergelijkbare regeling waarbij voor het privégebruik van de auto van de zaak een onttrekking (winstuitdeling) wordt aangenomen.