De Tour de France, de grootste wielerwedstrijd ter wereld, kent elk jaar wel een primeur. Zo ook dit jaar. Voorafgaand aan de start in Rotterdam op vrijdag 3 juli j.l., werden de fietsen van verschillende deelnemers – op advies van de Technische Commissie van de Internationale Wielerfederatie (UCI) – voor het eerst onderworpen aan een scan op de eventuele aanwezigheid in het frame van een elektrisch motortje[1].
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Aanleiding voor dit onderzoek vormde het bericht in de Italiaanse krant l’Avvenirre en een reportage van de Italiaanse televisiezender Rai in mei van dit jaar, waarin de Italiaanse oud-wielrenner Cassani uitlegt hoe een dergelijk motortje werkt en welke voordelen ermee kunnen worden behaald. De betreffende reportage maakt duidelijk dat het motortje gemakkelijk te monteren is en amper lawaai maakt. Het wordt in de rechtopstaande buis van het frame geschoven en drijft van daaruit via een tandwiel de trapas aan, waardoor er minder hard op de pedalen hoeft te worden getrapt om een bepaalde snelheid te behalen[2]. Snelheden van 50 km/u zouden zodoende binnen het bereik van een gewone fietser komen. “Ik zou er op mijn vijftigste nog een Giro-etappe mee kunnen winnen”, aldus Cassani[3].
Deze berichtgeving vormde de aanleiding voor een storm van geruchten over de toepassing van “mechanische doping”. Zo werd gesuggereerd dat de Zwitserse wielervedette Fabian Cancellara zijn overwinningen dit voorjaar in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix aan het gebruik van een motortje te danken zou hebben. Cancellara zelf nam de berichten niet serieus. “Het is zo belachelijk, dat ik eigenlijk niet eens weet wat ik moet zeggen”, reageerde hij. “Ik heb nooit met batterijen in mijn fiets gereden”[4]. Volgens de Technische Commissie van de UCI bestaan er tot op heden geen concrete aanwijzingen voor het daadwerkelijke gebruik van het motortje in het internationale wielerpeloton[5]. Zou dit wel het geval zijn, is er dan daadwerkelijk sprake van “(mechanische) doping”, of betreft het hier een reglementaire overtreding van een geheel andere orde?
Doping?
De bekendste, meest gehanteerde en daardoor ook de meest bekritiseerde definitie, is die van de Raad van Europa uit 1967, die luidt:
“Doping is defined as the administration or use of a substance in any form alien to the body or physiological substances in abnormal amounts and with abnormal methods by healthy persons with the exclusive aim of attaining an artificial and unfair increase in performance in competition. Furthermore, various psychological measures to increase performance in sport must be regarded as doping”.
Omdat de betreffende definitie juridisch gezien echter tal van problemen voor (inter)nationale sportorganisaties veroorzaakte bij het leveren van bewijs van een overtreding van het dopingverbod[6], is men in de internationale sportwereld overgestapt op een definitie, waarbij niet langer een inhoudelijke omschrijving van het begrip “doping” wordt gegeven, maar “doping” enkel nog maar wordt gedefinieerd als een overtreding van het dopingreglement zelf en de aanwezigheid (van afbraakproducten) van een verboden stof of een verboden methode in het lichaam van de sporter is het bewijs daarvan. Het gaat bij doping derhalve niet langer meer om de schuldvraag, maar om risico-aansprakelijkheid.
Ook in de huidige “Anti-Doping Rules” van de UCI komt een inhoudelijke definitie van het begrip “doping” zelf niet voor. In plaats daarvan wordt het begrip “doping” gedefinieerd aan de hand van één of meer overtredingen van het dopingreglement, zogenaamde “anti-doping rule violations”[7]. In artikel 21 van het UCI dopingreglement worden de navolgende dopingovertredingen geformuleerd:
– de aanwezigheid van een verboden stof en/of een verboden methode, de afbraakproducten daarvan en/of markers in een monster van een sporter;
– het gebruik of de poging tot het gebruik van een verboden stof en/of een verboden methode;
– het ontwijken van de dopingcontrole, het (pogen te) weigeren een monster te produceren, te verstrekken en/of af te staan
– schending van de regelgeving betreffende de beschikbaarheid voor “out-of-competition dopingcontroles”;
– manipulatie of poging tot manipulatie van de dopingcontroleprocedure;
– het bezit of poging bezit te verkrijgen, op enig moment of enige plaats, van een binnen of buiten wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode;
– het handelen of poging tot handelen in enige verboden stof en/of verboden methode; ofde toediening of poging tot toediening, op enig moment of enige plaats, aan een sporter van een binnen of buiten wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode of assisteren bij, aanmoedigen tot, helpen bij, aanzetten tot, verhullen van of anderszins medeplichtig zijn aan een dopingovertreding[8].
Het is duidelijk dat de aanwezigheid van een elektronisch motortje in het frame van een racefiets met geen enkele mogelijkheid onder één van deze overtredingen kan worden gebracht. Van (mechanische) doping is juridisch gezien dan ook geen sprake.
Overtreding technisch voorschrift?
Het zal geen verbazing wekken dat in de regelgeving van de UCI ook voorschriften voorkomen met betrekking tot de fietsen die bij de verschillende soorten wielerwedstrijden mogen worden gebruikt. Zo wordt een fiets gedefinieerd als:
“a vehicle with two wheels of equal diameter. The front wheel shall be steerable; the ear wheel shall be driven through a system comprising pedals and a chain”[9].
Omtrent de voortbeweging van de fiets wordt opgemerkt dat:
“The bicycle shall be propelled solely, through a chain set, by the legs (inferior muscular chain) moving in a circular movement, without electric or other assistance”[10].
Het gebruikmaken van een elektrisch motortje om de racefiets sneller voort te kunnen bewegen, is met andere woorden niet toegestaan en levert derhalve een overtreding op van de regelgeving van de UCI terzake. Maar hoe moet de betreffende overtreding nu gekwalificeerd worden? Gaat het louter en alleen om overtreding van een technisch voorschrift of betreft het hier een overtreding van een andere orde?
Fair Play
In de preambule van sectie 2- “bicycles” getiteld – van de UCI Cycling Regulations wordt opgemerkt dat:
“Bicycles shall comply with the spirit and principle of cycling as a sport. The spirit presupposes that cyclists will compete in competitions on an equal footing. The principle asserts the primacy of man over machine”[11].
Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat de wielersport gebaseerd is op het principe van eerlijkheid, “fair play” en van gelijkheid, een “level playing field” en dat fietsen aan deze principes dienen te voldoen. Voorts wordt aangegeven dat het in de wielersport in de eerste plaats gaat om de mens en niet om de machine ( lees: de fiets). Het gebruikmaken van een elektrisch motortje om een racefiets sneller voort te kunnen (laten) bewegen, is, met andere woorden, niet alleen een overtreding van een technisch voorschrift, maar veel meer nog een aanslag op de hierboven geciteerde ethische uitgangspunten, die volgens de UCI ten grondslag liggen aan de wielersport – “the spirit and principle of cycling as a sport”. Het is deze constatering die opeens duidelijk maakt waarom er in deze nu juist wordt gesproken over “mechanische doping”. Immers, als er één overtreding van regelgeving binnen de (internationale) sport bestaat die gezien wordt als een zeer ernstige bedreiging voor de essentie van sport en de waarden die daarin zijn verenigd, dan is dat wel “doping”. Doping wordt gezien als bedrog en dat is het gebruikmaken van een elektrisch motortje om de racefiets sneller voort te kunnen (laten) bewegen natuurlijk ook en daarmee is het gebruik van de uitdrukking “mechanische doping” nog niet zo vreemd. Of dit ook betekent dat voor beide overtredingen gelijkwaardig gestraft zal (gaan) worden, valt nog te bezien. Daarvoor zijn de huidige sancties voor dopingovertredingen wel erg zwaar. In ieder geval levert de uitdrukking “mechanische doping”, in de krant een pakkendere kop op dan “overtreding technische voorschriften voor racefietsen”.
mr. Emile Vrijman, USG Juristen
[1] www.wielerwedstrijden.com, “Tour controleert op mechanische doping”, 3 juli 2010;
[2] Het Algemeen Dagblad, “Nieuwe doping in wielrennen: motortje in fiets”, 20 mei 2010
[3] www.wielerwedstrijden.com, “Mechanische fietsdoping – racefiets met motor”, 6 juli 2010;
[4] Het Algemeen Dagblad, “Cancellara lacht om mechanische doping”, 1 juli 2010;
[5] Zie noot 2;
[6] Zo is het in de praktijk, in geval van een vermoedelijke overtreding van het dopingverbod, voor een (inter)nationale sportorganisatie vrijwel onmogelijk om te bewijzen dat – daar waar veel van de verboden stoffen en methoden (bestandsdeel van) geneesmiddelen zijn – de betreffende sporter daadwerkelijk de bedoeling had om door gebruik van de aangetroffen verboden stof of methode het verbod op doping te overtreden.In de zaak van de Zwitserse atlete Sandra Gasser tegen de Internationale Atletiek Federatie (IAAF) concludeerde Justice Scott ter zake als volgt:
“Suppose an athlete gives evidence that he or she did not take the drug knowingly and that it must be inferred that the drug was ingested unknowingly. How is the IAAF to deal with such an explanation? How can credibility be tested? Suppose a third party, perhaps a member of the athlete’s team of coaches, perhaps a medical advisor, perhaps a malicious prankster, gives evidence that he or she administered the drug to the athlete and that the athlete had no knowledge that this was being done. How is credibility of that third party’s evidence to be tested?[…] Mr. Holt, in his evidence, said that in his view, if a defence of moral innocence were open, the floodgates would be opened, the IAAF’s attempts to prevent drug-taking by athletes would be rendered futile. He had, in my opinion, reason for that fear” (Sandra Gasser v. Henry Robert Hunter Stinson and John Byron Holt (IAAF):No. CH-88-G-2191, Chancery Division, .High Court, unreported decision).
[7] UCI, Anti-Doping Rules, art. 19;
[8] UCI, Anti-Doping Rules, art. 21;
[9] UCI Cycling Regulations, Part I General organization of cycling as a sport, Chapter III: Equipment, Section 2: bicycles, art. 1.3.006, blz. 57.
[10] Zie noot 9, art. 1.3.010, blz. 58.
[11] Zie noot 9, preambule, blz. 57.