De enkele omstandigheid dat een reisbureau op verzoek en initiatief van een reiziger een pakketreis vastlegt of verkoopt, betekent niet dat het reisbureau als reisorganisator kan worden gekwalificeerd. Vereist is dat het reisbureau op eigen naam heeft gehandeld.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Samenvatting
De Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) en de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR) hebben zich door middel van een akte van prorogatie tot het hof gewend om een tussen hen reeds lange tijd ter discussie staande rechtsvraag ter beoordeling voor te leggen, zonder dat van een concrete zaak sprake is. Partijen wensen duidelijkheid te verkrijgen over de vraag of sprake is van een reisovereenkomst in de zin van artikel 7:500 BW, wanneer een reisagent op verzoek en initiatief van een reiziger verschillende toeristische diensten die tezamen een pakketreis vormen, voor de reiziger vastlegt of aan de reiziger verkoopt. SGR heeft middels een gevorderde verklaring voor recht een bevestigende beantwoording bepleit en ANVR middels een gevorderde spiegelbeeldige verklaring voor recht het tegenovergestelde. Het hof heeft zowel de door ANVR als de door SGR gevorderde spiegelbeeldige verklaringen voor recht afgewezen, waarna SGR in cassatie is gegaan. De Hoge Raad stelt vast dat voor de kwalificatie van een reisovereenkomst is vereist dat een reisorganisator zich verbindt jegens zijn wederpartij tot het verschaffen van (kort gezegd) een pakketreis. Van een pakketreis is op grond van het Club-Tour/Garrido-arrest van het Hof van Justitie reeds sprake indien een reisbureau op verzoek en initiatief van de reiziger een reis, bestaande uit verschillende door andere reisorganisaties aangeboden diensten, samenstelt en als zodanig aan de reiziger aanbiedt. Op grond van het BW wordt onder een reisorganisator verstaan degene die in de uitoefening van zijn bedrijf op eigen naam pakketreizen aanbiedt. Het op eigen naam aanbieden van een pakketreis, houdt in dat het reisbureau zichzelf jegens de reiziger verbindt tot het verschaffen van de overeengekomen reis en aldus zelf partij is bij de reisovereenkomst. Hoewel de richtlijn pakketreizen het begrip “op eigen naam” niet kent, laat deze wel ruimte voor het “op eigen naam”-criterium zoals in het BW is opgenomen. Volgens de richtlijn is immers bedoeld dat alleen de organisator en/of de doorverkoper die partij zijn bij de overeenkomst tegenover de consument aansprakelijk zijn voor de goede uitvoering van de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. Gelet hierop is niet in strijd met de door de richtlijn bedoelde bescherming dat het reisbureau dat niet zelf partij is bij de reisovereenkomst, omdat het daarbij niet op eigen naam heeft gehandeld, niet onder het aansprakelijkheidsregime van de richtlijn valt. De Hoge Raad concludeert dan ook dat de enkele omstandigheid dat een reisbureau op verzoek en initiatief van een reiziger verschillende toeristische diensten die tezamen een pakketreis vormen, vastlegt of verkoopt, niet betekent dat het reisbureau als reisorganisator kan worden gekwalificeerd dan wel partij is bij een reisovereenkomst. De Hoge Raad wijst het cassatieberoep af.
In perspectief
In deze zaak laat de Hoge Raad zich uit over de begrippen reisovereenkomst en reisorganisator. Het belang van kwalificatie van deze begrippen is gelegen in de bescherming die de reiziger daardoor geniet. Indien een reiziger een reisovereenkomst afsluit, is de reisorganisator jegens haar aansprakelijk voor de goede uitvoering van de reisovereenkomst. Daarnaast geniet de reiziger bescherming tegen financieel onvermogen van de reisorganisator.
SGR heeft als garantiefonds eveneens eens belang bij de kwalificatie van deze begrippen. Zo kan een reisonderneming die als reisorganisator wordt gekwalificeerd ingeval van faillissement van een hulppersoon geen beroep doen op het garantiefonds.
SGR had aldus belang bij een uitspraak over de kwalificatie van de begrippen reisovereenkomst en reisorganisator. Met name een ruime kwalificatie van het begrip reisorganisator zou voor haar gunstig zijn. SGR probeerde daarom om een verklaring voor recht te verkrijgen, die er kort gezegd op neer kwam dat alle reisbureaus die een, al dan niet op initiatief van de reiziger, samengestelde pakketreis verkopen of doorverkopen, als reisorganisators zouden worden aangemerkt.
Dit gaat de Hoge Raad echter te ver. De Hoge Raad houdt vast aan het “op eigen naam”-criterium, dat inhoudt dat het reisbureau op eigen naam de reisovereenkomst moet hebben gesloten, wil hij als reisorganisator worden aangemerkt. Reisbureaus die slechts als boekingskantoor of reisagent fungeren en in naam van een ander bemiddelen bij de totstandkoming van een reisovereenkomst, dienen derhalve niet als reisorganisator te worden aangemerkt. Pas wanneer het reisbureau op eigen naam de reisovereenkomst heeft gesloten, en zich aldus zelf jegens de reiziger heeft verbonden tot het verschaffen van de overeengekomen reis, is hij zelf partij bij de reisovereenkomst en kan hij als reisorganisator worden aangesproken voor de goede uitvoering van de uit reisovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Dit strookt, althans is niet in strijd, met de bescherming die de richtlijn pakketreizen biedt. Immers, volgens de richtlijn is juist het reisbureau dat partij is bij de reisovereenkomst tegenover de reiziger aansprakelijk voor de goede uitvoering van de reis.
mr. Janneke Kruijswijk Jansen, Kennedy Van der Laan