Het door een settlor van een in Guernsey gevestigde ‘irrevocable discretionairy trust’ ingebrachte vermogen maakte bij de settlor geen deel meer uit van de rendementsgrondslag van de box 3-heffing. Dat heeft Hof Den Haag onlangs in een feitelijke procedure beslist.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De settlor was ook een van de beneficiaries van de trust. Box 3-heffing kan zich wel voordoen als uit feiten en omstandigheden blijkt dat de settlor in feite de beschikkingsmacht over het in de trust ingebrachte vermogen heeft behouden en/of als beneficiary jegens de trust een vermogensrecht heeft met waarde in het economische verkeer. Dit laatste doet zich voor als de beneficiary meer heeft dan een blote verwachting op een uitkering uit de trust. In de onderhavige procedure was dit allemaal niet aan de orde. De procedure betrof de jaren 2004 en 2005. Sinds 1 januari 2010 is de fiscale regelgeving met betrekking tot trusts aangescherpt. Trustvermogen valt onder de categorie ‘afgezonderd particulier vermogen’ en wordt als zodanig toch in de box 3-heffing betrokken.
Tot en met 2009 kon een beneficiary (begunstigde van uitkeringen) van een trust worden belast met een box 3-heffing als deze jegens de trust een vermogensrecht had met waarde in het economische verkeer. Een settlor (de insteller van een trust die doorgaans ook vermogen in de trust inbrengt) kon evenzeer met een box 3-heffing worden geconfronteerd als deze feitelijk en juridisch de beschikkingsmacht over het ingebrachte vermogen heeft behouden. Hoe de belastingheffing uiteindelijk verloopt, hangt sterk van de feiten af. Illustratief hierbij is een procedure waarin Hof Den Haag onlangs uitspraak heeft gedaan. De procedure was -vereenvoudigd weergegeven- als volgt.
Een vrouw was in 1964 naar Duitsland geëmigreerd, verhuisde vervolgens naar België en keerde in 2003 naar Nederland terug. In 1997 was zij een trustakte aangegaan met een trustkantoor op Guernsey. De vrouw was settlor van een trust geworden en was tezamen met een aantal familieleden ook beneficiary van die trust. Zij bracht onherroepelijk 100% van het aandelenkapitaal van een Guernsey vennootschap in de trust. Met een ´memorandum of wishes´ gaf zij het trustkantoor (de trustee van de trust) enige wensen mee over toekomstige uitkeringen aan de begunstigden. Het trustkantoor was echter autonoom in de beslissingen op dit punt. Hetzelfde gold voor de belegging van het trustvermogen waarbij het trustkantoor zich wel ontvankelijk betoonde voor gedane beleggingssuggesties van de peetzoon van de vrouw die ook al vóór 1997 als haar vermogensbeheerder optrad.
Bij het vaststellen van de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over 2004 en 2005 stelde de inspecteur zich op het standpunt dat het vermogen van de trust bij de vrouw in haar rol als settlor en als beneficiary belast was in box 3 en ging daarbij voor diverse ankers liggen.
Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag liepen alle feiten en omstandigheden in het onderhavige geval minutieus na en kwamen tot de conclusie dat toch geen aanleiding was voor een box 3-heffing. Het hof achtte de verklaring van de vrouw aannemelijk dat zij een flexibele mogelijkheid wenste om tijdens haar leven, maar vooral na haar overlijden via de trustee in te spelen op de noden van een groep familieleden en dat zij in dat opzicht de trustvorm prefereerde boven een testamentaire regeling. Daartoe was alles omtrent de onderhavige trust volgens de daartoe geldende buitenlandse regels opgesteld en handelden alle betrokken partijen keurig binnen ieders bevoegdheid. De inspecteur had onvoldoende bewijs aangedragen voor zijn stelling dat de vrouw de beschikkingsmacht over het in de trust gebrachte vermogen had behouden zodat het vermogen aan haar zou moeten worden toegerekend. Hetzelfde oordeelde het hof ten aanzien van de stelling dat de vrouw als begunstigde jegens de trust een vermogensrecht had waaraan waarde kon worden toegekend.
Opmerking
Sinds 1 januari 2010 is de fiscale regelgeving met betrekking tot trusts aangescherpt. Trustvermogen valt sindsdien onder de categorie ‘afgezonderd particulier vermogen’ en wordt als zodanig toch in de box 3-heffing betrokken..