De Hoge Raad heeft onlangs enkele uitspraken van Hof Amsterdam zonder omhaal (art. 81 RO) bevestigd over de vaststelling van de hoogte van het gebruikelijke loon van een directeur-grootaandeelhouder (dga) over de jaren 1998 tot en met 2001.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Een interessant punt uit die procedures betrof de vraag of de dga het voordeel van privégebruik van een bedrijfspand had genoten als werknemer of als aandeelhouder. De inspecteur was van mening dat dit voordeel voor een bedrijfsadviseur in dienstbetrekking zodanig ongebruikelijk is, dat het slechts kan worden aangemerkt als een voordeel dat voortvloeit uit een aandeelhoudersrelatie (winstuitdeling). Het hof was met Rechtbank Amsterdam van oordeel dat de dga in de onderhavige procedure het voordeel in zijn hoedanigheid van werknemer heeft genoten als compensatie voor de door hem voor de bv verrichte werkzaamheden.
Het hof vond ook dat de dga aannemelijk had gemaakt dat de bv liquiditeitsproblemen had en dat het daarom een deel van het loon in de vorm van woongenot had verstrekt. Nu het loonbegrip voor de gebruikelijkloonregeling uitgaat van het loonbegrip in de Wet op de loonbelasting -waartoe ook loon in natura behoort- valt de bevoordeling uit woongenot in het fictieve loon van de dga in de betreffende jaren. Dit hield in dat de door de inspecteur als winstuitdeling bestempelde correcties van het woongenot op de aangegeven inkomens niet in stand kon blijven.
De Wet op de loonbelasting bevat een fictie voor de werknemer die zelf of (sinds 1 januari 2010) van wie de partner een aanmerkelijk belang bezit in de vennootschap waar de werknemer werkt. Deze werknemer wordt geacht ten minste een bepaald bedrag aan salaris -fictief loon- te ontvangen van die bv. Deze fictie vindt doorgaans toepassing bij de directeur-grootaandeelhouder (dga) met zijn eigen bv. In bepaalde situaties mag de dga uitgaan van een lager bedrag aan fictief loon en in andere situaties moet hij juist een hoger bedrag in aanmerking nemen. Deze regeling staat ook bekend als de gebruikelijkloonregeling.
De Hoge Raad heeft onlangs enkele uitspraken van Hof Amsterdam zonder omhaal (art. 81 RO) bevestigd over de vaststelling van de hoogte van het gebruikelijke loon van een directeur-grootaandeelhouder (dga) over de jaren 1998 tot en met 2001. Een interessant punt uit die procedures betrof de vraag of de dga het voordeel van privégebruik van een bedrijfspand had genoten als werknemer of als aandeelhouder. De inspecteur was van mening dat dit voordeel voor een bedrijfsadviseur in dienstbetrekking zodanig ongebruikelijk is, dat het slechts kan worden aangemerkt als een voordeel dat voortvloeit uit een aandeelhoudersrelatie (winstuitdeling). Hij verhoogde de aangegeven inkomens met onder meer deze -in zijn ogen gedane- winstuitdelingen en legde navorderingsaanslagen op.
Het hof was met Rechtbank Amsterdam van oordeel dat de dga in de onderhavige procedure het voordeel in zijn hoedanigheid van werknemer heeft genoten als compensatie voor de door hem voor de bv verrichte werkzaamheden. Het hof vond ook dat de dga aannemelijk had gemaakt dat de bv liquiditeitsproblemen had en dat het daarom een deel van het loon in de vorm van woongenot had verstrekt. Nu het loonbegrip voor de gebruikelijkloonregeling uitgaat van het loonbegrip in de Wet op de loonbelasting -waartoe ook loon in natura behoort- valt de bevoordeling uit woongenot in het fictieve loon van de dga in de betreffende jaren. Dit hield in dat de door de inspecteur als winstuitdeling bestempelde correcties van het woongenot op de aangegeven inkomens niet in stand kon blijven.
Opmerkingen
Voor het jaar 2011 bedraagt het bedrag aan fictief loon ten minste € 41.000. Op dit bedrag bestaan enkele correctiemogelijkheden. (Houdt u vast voor de ingewikkelde regeling.)
– Als het gebruikelijke salaris van directeuren met dezelfde of soortgelijke functie maar die geen aanmerkelijk belang in een BV hebben, lager is, mag u het fictieve loon verlagen naar dat lagere gebruikelijke salaris.
– Als het gebruikelijke salaris van werknemers (directeuren) met dezelfde of soortgelijke functie maar die geen aanmerkelijk belang in een BV hebben, hoger is, mag het salaris niet in belangrijke mate (30%) afwijken van dat gebruikelijke hogere salaris. In deze situatie geldt nog de aanvullende voorwaarde dat het salaris niet lager mag zijn dan dat van de meestverdienende werknemer (zonder aanmerkelijkbelangaandelen) in de BV of daarmee verbonden vennootschappen;
– Als het gebruikelijke loon van directeuren zonder aanmerkelijk belang lager is dan het loon van de meestverdienende werknemer in de BV (of verbonden vennootschappen) mag u uw salaris verminderen totdat het niet meer in belangrijke mate (30%) afwijkt van dat gebruikelijke loon.