Organisaties die een rol kunnen spelen bij de bestrijding van mensenhandel ten behoeve van arbeidsuitbuiting zijn zich nog te weinig bewust van hun taak. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld gemeenten, de belastingdienst en de arbeidsinspectie.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het gevolg is dat zij signalen niet oppikken en relevante informatie niet delen. Dat stelt de juriste Conny Rijken van de Universiteit van Tilburg in Combating trafficking in human beings for labour exploitation op grond van onderzoek naar arbeidsuitbuiting in vijf Europese landen. Te weinig aandacht voor deze vorm van mensenhandel en onbekendheid met het strafrecht en slachtofferbescherming dragen ertoe bij dat de aanpak van deze vorm van mensenhandel niet effectief is.
Arbeidsuitbuiting komt veel voor en is niet zelden ook een vorm van mensenhandel. Internationale afspraken voor de bestrijding ervan zijn geregeld in het Palermo Protocol betreffende mensenhandel, maar de bestrijding komt nog onvoldoende van de grond.
“Een van de oorzaken is dat er behalve politie en openbaar ministerie instanties zoals de arbeidsinspectie, vakbonden, de gemeente, maar ook Europol en Eurojust betrokken zijn bij de bestrijding maar dat hun rol nog niet altijd voldoende duidelijk is,” stelt Conny Rijken. “Een voorbeeld is de zaak van José J., de aspergeteelster uit Someren. Relevantie informatie van de arbeidsinspectie werd pas in een laat stadium gedeeld met de SIOD en het OM. Een andere oorzaak is dat slachtoffers van misbruik eerder worden gezien als illegale immigranten dan als slachtoffers van een misdaad en daarom worden uitgewezen. Daarmee verdwijnen ook de bewijzen van misbruik.”
Rijken leidde een internationaal onderzoeksproject naar het probleem van mensenhandel ten behoeve van arbeidsuitbuiting en de bestrijding ervan in vijf Europese landen: Nederland, Oostenrijk, Roemeniё, Servië en Spanje. Het onderzoek liet ook zien dat economische ongelijkheid en beperkte immigratiemogelijkheden voor met name laaggeschoold niet-EU personeel illegale arbeidsmigratie in de hand werkt en migranten kwetsbaar maakt voor arbeidsuitbuiting. “Zij zijn veelal niet bekend met de maatschappij en voor huisvesting, bankzaken etc. afhankelijk van hun werkgever. Dit hebben we in Nederland bijvoorbeeld gezien bij de Indonesische kroepoekbakkers en de Chinese restaurantwerkers.”
Veel slachtoffers zien bovendien niet in dat ze misbruikt worden en verstoken blijven van een minimumloon en sociale voorzieningen en willen hun werk behouden. Daarom doen ze geen aangifte. Slachtofferhulp is vooral ingericht op vrouwelijke slachtoffers van seksueel misbruik, niet op (veelal) mannen die als arbeidskracht worden misbruikt. Opvangmogelijkheden voor mannelijke slachtoffers schiet in alle onderzochte landen tekort of bestaat niet.
Ter voorkoming van mensenhandel voor arbeidsuitbuiting en voor een betere opsporing zou volgens Rijken de vervolging minder afhankelijk moeten worden gemaakt van getuigenissen van migranten en meer van andere indicatoren, zoals gegevens van de belastingdienst, gemeenten (inzake huisvesting), de arbeidsinspectie en de kamer van koophandel. Daarnaast is het volgens Rijken van belang om arbeidsmigranten helder te informeren over hun rechtspositie en de samenleving waarin zij terecht zijn gekomen.