Recent is gepubliceerd een vonnis van de Rechtbank Amsterdam (RCR 2011/51) dat handelt over de vraag op welke wijze een veilingverkoop tot stand komt.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Dat antwoord lijkt niet zo moeilijk: Op een veiling wordt het biedproces doorgaans afgerond door afhamering. Het vallen van de hamer van de veilingmeester markeert simpelweg het einde van het biedproces en de koop komt tot stand. Of toch niet?
Wat was er in dit geval aan de hand?
A deed ter veiling een bod op een schilderij (“Liggend Naakt”) van € 12.000,– . Nadat gedurende enkele seconden geen hoger bod volgde, noemde de veilingmeester met een hamerklap het biednummer van A, waarbij hij in één adem door meldde dat “tijdig” via internet een nieuwe (hogere) bieding van € 13.000,– zou zijn uitgebracht.
A dacht echter – terecht zo op het eerste gezicht – dat hij het schilderij voor € 12.000,– had gekocht. In de verwarring die vervolgens ontstond, maande de veilingmeester A om toch vooral “op te letten”. De biedingsstrijd werd daarna voortgezet, ondanks dat A eerst nog protesteerde. Uiteindelijk kocht A het schilderij alsnog voor € 18.000,–, maar liefst € 6.000,– meer dus dan de aanvankelijke koopprijs.
In de procedure vorderde A: (i) een verklaring voor recht dat een overeenkomst tot stand is gekomen voor € 12.000,– en (ii) de terugbetaling van het te veel betaalde bedrag van € 6.000,–.
De rechtbank toetst eerst zorgvuldig of de eerste overeenkomst (die voor € 12.000,–) tot stand is gekomen. De totstandkoming van een overeenkomst vereist dat sprake is van aanbod en aanvaarding. Aanbod en aanvaarding zijn rechtshandelingen. Een rechtshandeling vereist (i) een op rechtsgevolg gerichte wil, (ii) die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
De rechtbank oordeelt vervolgens dat de hamerklap niet anders kan worden opgevat dan als een verklaring van de veilingmeester dat het aanbod van A, wordt aanvaard. Bovendien, zo wordt overwogen, is sprake van een op aanvaarding gerichte wil, omdat op het moment van de hamerklap de veilingmeester daadwerkelijk meende dat het bod van A ook het hoogste bod was. Conclusie: Er is dus een perfecte overeenkomst (voor € 12.000,–) tot stand gekomen. De door A gevorderde verklaring voor recht, wordt toegewezen. Eindelijk gerechtigheid, zal A hebben gedacht. Of toch niet?
De rechtbank oordeelt namelijk vervolgens dat A, door deel te nemen aan de voortgezette biedingsstrijd, “afstand heeft gedaan van zijn recht op nakoming van de eerste overeenkomst”. De verplichting om het schilderij te leveren voor € 12.000,–, zou zelfs “teniet” zijn gegaan.
De rechtbank maakt hier ineens wel erg grote stappen. De Wet (artikel 6:160 lid 1 BW) schrijft immers voor dat ook afstand van recht geschiedt bij: overeenkomst. Opnieuw had de rechtbank dus moeten toetsen of daadwerkelijk een overeenkomst – in dit geval van afstand van recht – tot stand was gekomen. Daartoe is opnieuw (i) de op rechtsgevolg gerichte wil van A vereist, (ii) die zich door een verklaring van A heeft geopenbaard.
De verwarring die ontstond na de eerste klap van de hamer, het protest dat A vervolgens heeft geuit en de vermaning van de veilingmeester, alles bezien in de hectiek van het moment, geven mijn inziens nu juist blijk van het tegendeel. A heeft juist niet verklaard afstand te willen doen van recht én wilde dat ook duidelijk niet. Hierover bestond dus zeker geen overeenstemming. De vordering tot terugbetaling van het bedrag van € 6.000,– is ten onrechte afgewezen. Wordt vervolgd in hoger beroep?