Een onderneming (bv) in biotechnische producten had in 2005 van het ministerie van Defensie een bedrag van ruim € 1 mln ontvangen voor de ontwikkeling van een medicijn tegen antrax (miltvuur). Uit de overeenkomst tussen de partijen bleek het ministerie enerzijds voorziet in de financieringsbehoefte van de bv om het medicijn te ontwikkelen en te commercialiseren en anderzijds toegang verkrijgt tot het medicijn tegen gereduceerd tarief.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De inspecteur was van mening dat de betaling een vergoeding vormde voor een prestatie en dat de bv daarover omzetbelasting was verschuldigd. Hij legde vervolgens een naheffingsaanslag op. Hof Leeuwarden was van oordeel dat weliswaar sprake was van één prestatie, maar dat het overheersende element (het doel) van de overeenkomst het verstrekken van een (investerings)krediet was. Het hof vond hierbij doorslaggevend dat het door de Staat verstrekte bedrag – vermeerderd met rente – terugbetaald moest worden en de Staat als investeerder geen product ter beschikking gesteld kreeg, maar slechts een “preferred buyer” positie verkreeg.
Een onderneming (bv) in biotechnische producten had in 2005 van het ministerie van Defensie een bedrag van ruim € 1 mln ontvangen voor de ontwikkeling van een medicijn tegen antrax (miltvuur). Uit de overeenkomst tussen de partijen bleek het ministerie enerzijds voorziet in de financieringsbehoefte van de bv om het medicijn te ontwikkelen en te commercialiseren en anderzijds toegang verkrijgt tot het medicijn tegen gereduceerd tarief. De inspecteur was van mening dat de betaling een vergoeding vormde voor een prestatie en dat de bv daarover omzetbelasting was verschuldigd. Hij legde vervolgens een naheffingsaanslag op.
Hof Leeuwarden was van oordeel dat er weliswaar sprake was van één prestatie, maar dat het overheersende element (het doel) van de overeenkomst het verstrekken van een (investerings)krediet was. Het hof vond hierbij doorslaggevend dat het door de Staat verstrekte bedrag – vermeerderd met rente – terugbetaald moest worden en de Staat als investeerder geen product ter beschikking gesteld kreeg, maar slechts een “preferred buyer” positie verkreeg.
De bijkomende doelen van en verplichtingen uit de overeenkomst (het verkrijgen van het medicijn door het ministerie van Defensie en het feit dat de bv bij een marktsucces de Staat bepaalde voordelen verschaft) leidde er volgens het hof niet toe dat wel sprake was van een prestatie tegenover de Staat. Het was namelijk onzeker of die elementen van de overeenkomst daadwerkelijk tot uitvoering zouden komen, daartoe moest de ontwikkeling van het medicijn succesvol zijn.
Dat de mogelijkheid bestond dat geen terugbetaling van het bedrag zou plaatsvinden, was voor het hof geen reden om de betaling niet als krediet aan te merken. Het hof kwam tot de conclusie dat de ondernemer op het moment van ontvangst van de betalingen door de Staat geen prestatie had verricht.