Op 11 mei 2005 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) uitspraak gedaan op het beroep van KPN Telecom B.V. (KPN) tegen een besluit van 16 juli 2004 van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA), waarbij is bepaald dat KPN voor het afwikkelen van internet-inbelverkeer dat afkomstig is van het netwerk van MCI Nederland B.V. (MCI) naast het gereguleerde terminatingtarief geen transittarief in rekening mag brengen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Op grond van een tussen KPN en MCI gesloten interconnectie-overeenkomst levert MCI internet-inbelverkeer af bij KPN. Oorspronkelijk vervoerde KPN dit verkeer over haar vaste openbare telefoonnetwerk naar de betrokken providers. Later heeft KPN besloten het verkeer zo snel mogelijk door te geleden naar wat zij zelf aanduidt als “de netwerken IND2 en UDS”. Sindsdien brengt zij bij MCI niet alleen het door OPTA gereguleerde terminatingtarief in rekening, maar ook een transittarief voor het vervoer van het verkeer over haar vaste openbare telefoonnetwerk naar IND2 dan wel UDS. MCI stelt zich op het standpunt dat KPN niet gerechtigd is een transittarief bij haar in rekening te brengen en heeft OPTA verzocht het geschil over de verschuldigdheid van dit tarief te beslechten. In het bestreden besluit heeft OPTA MCI in het gelijk gesteld.
In zijn uitspraak van 11 mei 2005 heeft het CBb geoordeeld dat het door OPTA goedgekeurde terminatingtarief van KPN betrekking heeft op de terminatingdienst op haar gehele vaste openbare telefoonnetwerk. Aangezien KPN geen hoger tarief in rekening mag brengen dan het terminatingtarief, mag zij ingevolge artikel 6.6 Tw (oud) juncto artikel 19.5 Tw voor diezelfde dienstverlening geen extra tarief in rekening brengen. Wijzigingen in het door KPN ter uitvoering van de terminatingdienst gebruikte vaste openbare telefoonnetwerk geven haar derhalve niet het recht voor een dienst, geleverd met gebruik van dat netwerk, een extra tarief in rekening te brengen. Wel is denkbaar dat deze wijzigingen van invloed zijn op de kosten die bij de berekening van het terminatingtarief in aanmerking moeten worden genomen.
In zijn uitspraak heeft het CBb voorts overwogen dat het door KPN gevraagde transittarief geen betrekking heeft op het vervoer over IND2 dan wel UDS, maar juist op het vervoer over haar reguliere vaste openbare telefoonnetwerk. De aan deze dienstverlening verbonden kosten vormen de grondslag voor de berekening van het kostengeoriënteerde tarief en deze kosten mag KPN niet nogmaals onder welke titel ook in rekening brengen.
Het CBb heeft verder geoordeeld dat, indien IND2 en UDS als aparte vaste netwerken zouden moeten worden beschouwd, KPN als aanbiedster met aanmerkelijke macht op de markt van de vaste openbare telefoonnetwerken en de markt van de vaste openbare telefoondienst is gaan beschikken over verschillende vaste openbare telefoonnetwerken, wat zou moeten leiden tot een geheel andere wijze van berekening van het kostengeoriënteerde terminatingtarief. Totdat zo’n herberekening heeft plaatsgevonden, is KPN ingevolge artikel 6.6 Tw (oud) evenwel niet gerechtigd voor het verlenen van de met MCI overeengekomen terminatingdienst meer in rekening te brengen dan het kostengeoriënteerde terminatingtarief op basis van de referentie-interconnectie-aanbieding.
Het CBb heeft het beroep van KPN ongegrond verklaard.
Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, LJ-Nummer: AT6099, Zaaknr: AWB 04/707