Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch heeft uitspraak gedaan in een zaak waarin een autobezitter in beroep was gegaan tegen een naheffingsaanslag voor de motorrijtuigenbelasting en een boete. De man had het kentekenbewijs van de auto geschorst, waardoor hij gedurende deze periode geen motorrijtuigenbelasting moest betalen, maar ook geen gebruik mocht maken van de openbare weg. Hij heeft tijdens de schorsingperiode van zijn kenteken toch op de openbare weg gereden. De belastinginspecteur legde hem vervolgens een naheffingaanslag en een boete op. De hoogte van de aanslag was gebaseerd op de hele schorsingsperiode conform het uitgangspunt hierover in de Nederlandse wet. Het hof is van oordeel dat dit uitgangspunt in strijd is met het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden (EVRM). De autobezitter hoeft daarom de aanslag slechts gedeeltelijk te betalen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het gerechtshof oordeelt dat uit het EVRM voortvloeit dat de autobezitter het uitgangspunt dat volgens de Nederlandse belastingwet geldt voor de hoogte van een naheffing moet kunnen betwisten. In dit geval stond vast dat zijn auto in een bepaalde periode in een privéhal had gestaan en niet was gebruikt. De autobezitter wilde daarom alleen motorrijtuigenbelasting betalen over de periode dat hij de auto niet had gestald. Het hof geeft hem hierin gelijk. Volgens het hof mag de belastinginspecteur op grond van het EVRM alleen naheffen over de periode waarin gebruik is gemaakt van de openbare weg.
Ook de boete die de belastinginspecteur had opgelegd wegens het niet (tijdig) betalen van de motorrijtuigenbelasting vindt het hof onterecht. De autobezitter was immers niet verplicht de motorrijtuigenbelasting te betalen voordat de naheffingsaanslag werd opgelegd en hem kan dus niet worden verweten dat hij niet (tijdig) heeft betaald.