Partijen die met elkaar een contract willen sluiten, zijn in principe vrij om daarin op te nemen wat zij willen. Zij zijn dus ook vrij om te bepalen dat pas sprake is van gebondenheid aan de overeenkomst indien aan een of meer voorwaarden is voldaan, de zogeheten “opschortende voorwaarde(n)”.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Eén van de voornaamste redenen dat een partij een opschortende voorwaarde bedingt, is dat er dan altijd een escape bestaat om de onderhandelingen tot het daadwerkelijk binden aan de overeenkomst te beëindigen. Zonder dat die partij dan aansprakelijk is en schadeplichtig als gevolg van het onaanvaardbaar afbreken van de onderhandelingen. Voorbeelden van dergelijke voorbehouden zijn “onder voorbehoud van goedkeuring door de directie” of “subject to contract”.
De partij die een voorbehoud van goedkeuring van een orgaan bedingt, is in beginsel pas gebonden aan de overeenkomst indien die goedkeuring is verkregen. Toch is het niet zo dat een partij op ieder moment van de onderhandelingen een voorbehoud kan inroepen. Niet alleen de precontractuele fase, maar ook de fase waarin het voorbehoud moet worden vervuld, wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Op de partij ten behoeve van wie een voorbehoud is bedongen, rust een inspanningsverplichting die voorwaarde te doen vervullen. Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat de partij die een voorbehoud van goedkeuring heeft bedongen, de goedkeurende instantie geen onjuiste informatie mag geven, dat ingeval van (vrijwel) overeenstemming, een positief advies aan het goedkeurend orgaan moet geven en dat een relevante reden voor het inroepen van het voorbehoud moet worden verstrekt.
Zo heeft het Gerechtshof Arnhem eens geoordeeld dat het inroepen van een voorbehoud van goedkeuring van de aandeelhouder onaanvaardbaar was omdat: 1. de verwachting was gewekt dat de meerderheidsaandeelhouder akkoord was (de minderheidsaandeelhouder deed de onderhandelingen), 2. aan de reeds bestaande overeenstemming al uitvoering was gegeven, en 3. geen goede grond was genoemd voor het inroepen van het voorbehoud.
De les is de volgende. Een voorbehoud – mits helder geformuleerd – kan een partij in vergaande mate beschermen tegen aansprakelijkheid tijdens het afbreken van onderhandelingen. Ga er echter zorgvuldig mee om, roep het niet zonder reden in en ook niet in een te laat stadium van de onderhandelingen. Het belangrijkste is uiteindelijk een nauwkeurige formulering.
mr. Sabine Hirdes, Wieringa Advocaten