De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) concludeert in haar advies dat het reserveren van woningen op een bepaalde plek in de stad Rotterdam voor huishoudens met een inkomen tussen 120% van het minimumloon en de ziekenfondsgrens, in strijd is met het verbod van onderscheid op grond van ras, nationaliteit en geslacht. Maaskoepel had de CGB gevraagd hierover te adviseren met het oog op de evaluatie van het experimentele huisvestingsbeleid van de gemeente Rotterdam.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De CGB concludeert in haar advies aan Maaskoepel dat de subdoelen binnen het vestigingsbeleid van Rotterdam (‘vasthouden en aantrekken van kansrijken’, beheersen van de instroom van kansarmen’ en ‘betere spreiding van kansarmen’) kansrijken bevoordelen ten opzichte van de als kansarm bestempelde mensen. De eerste groep behoudt immers optimale keuzevrijheid te wonen waar men wil, terwijl degenen die buiten deze groep vallen zich beperkt zien in hun keuzevrijheid. Vooral alleenstaande moeders (waarbinnen de groep bijstandsmoeders een groot aandeel hebben) en mensen van niet-Nederlandse en dan met name niet-westerse herkomst, worden als kansarm bestempeld. Deze subdoelen binnen het vestigingsbeleid van de gemeente Rotterdam zijn niet legitiem omdat ze een discriminerend oogmerk heeft. Het korte termijn karakter kan hieraan niet afdoen.
Verder is niet gebleken dat het stellen van de inkomenseis het meest aangewezen middel is om de doelen binnen het vestigingsbeleid van Rotterdam te bereiken. Uit gesprekken met naaste betrokkenen en deskundigen is gebleken dat er belangrijke alternatieven zijn om de doelen, ook op de korte termijn, te bereiken, zonder dat er sprake is van onderscheid op grond van ras, nationaliteit en geslacht. Dat blijkt ook uit de covenanten die de gemeente op 4 juli van dit jaar heeft gesloten met een looptijd tot 2009. Nu er alternatieven voor handen zijn is het middel niet noodzakelijk om de gestelde doelen te bereiken.
Op 27 april 2005 heeft de regering het voorstel van Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek ingediend bij de Tweede kamer. De CGB heeft dit wetsvoorstel betrokken in haar advies vanwege de nauwe samenhang tussen het experiment in Rotterdam en het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel en de toelichting daarop werpen echter geen ander licht op de conclusies van de CGB. De CGB is, in tegenstelling tot de regering, van mening dat er in zijn algemeenheid geen objectieve rechtvaardiging is voor het indirect onderscheid dat uit de wet zou voortvloeien.