Door de regels voor oprichting van een B.V. te versoepelen verwacht de overheid deze rechtsvorm interessanter te maken voor ondernemers. Maar is dat ook zo? Vier vragen aan ondernemingsrechtspecialist Arent Jan Oskam van Kernkamp advocaten uit Rotterdam.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Verwacht u veel flex-bv’s?
‘Met name door het loslaten van het verplichte startkapitaal van € 18.000, lijkt het op het eerste oog inderdaad aantrekkelijker te zijn geworden om een B.V. op te richten. Met een kapitaal van één euro kun je van start. Echter, ook een besloten vennootschap zal toch in de regel enig startkapitaal voorhanden moeten hebben om op de markt te kunnen optreden, dus ik verwacht weinig “serieuze” B.V.’s. Wel wordt het gemakkelijker gemaakt voor minder kapitaalkrachtige ondernemers om de risico’s te beperken. Maar dat moet dan weer worden afgewogen tegen het mislopen van fiscale voordelen die je als startende ondernemer met een eenmanszaak wél hebt. Of het loslaten van de minimumkapitaalseis dus ook daadwerkelijk tot minder lasten voor de ondernemer zal leiden, is dan maar zeer de vraag.’
Wat zijn de financiële risico’s?
‘Mijns inziens is het van belang, dat financiers (zoals banken) nagenoeg altijd als eis stellen dat de oprichter zelf ook de nodige financiële risico’s loopt. Bijvoorbeeld door eigen inbreng of door verstrekking van een persoonlijke borgstelling.’
Wat betekent dit precies voor de betrouwbaarheid van de onderneming?
‘Daarnaast zal de praktijk moeten uitwijzen of een B.V. met een zeer laag kapitaal, of zonder aandelenvolstorting, wel als serieuze wederpartij zal worden gezien; denk bijvoorbeeld aan het gezonde wantrouwen waarmee thans bijvoorbeeld de commanditaire vennootschap met een Engelse of Welshe Limited als beherend vennoot wordt bejegend. Bovendien was een voor de malafide B.V.-ondernemer belangrijkere hindernis de verplichte verklaring van geen bezwaar bij oprichting. Maar die verklaring was echter al sinds 1 juli 2011 niet meer nodig.’
Wat zijn de gevolgen voor de rechtspraktijk?
‘Ik verwacht dat de voor de (proces)praktijk belangrijkste wijzigingen zullen zijn gelegen in de procedures die op de loer liggen als gevolg van de nieuw ingevoerde uitkerings- en balanstesten en de aansprakelijkheidssancties voor bestuurders die die testen niet correct uitvoeren. Een andere van belang zijnde wijziging ligt naar mijn mening in de eveneens per 1 oktober jl. gewijzigde geschillenregeling van titel 8 boek 2 BW. De wetgever heeft getracht deze trage (en als gevolg daarvan weinig effectieve) regeling nieuw leven in te blazen door het invoeren van voorlopige voorzieningen en het beperken van tussentijdse appèl-mogelijkheden. Mogelijk dat meer partijen deze weg zullen willen inslaan en dat meer advocaten dus te maken krijgen met dergelijke procedures.’
Annemarie van de Weert